3.1

3.1
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

3.1

Slide 1 - Slide

Aanpassingen bij planten

Slide 2 - Slide

De organellen aanwezig in een uienvliescel:
A
huidmondjes, bladgroenkorrels, celwand.
B
huidmondjes, celwand, vacuole.
C
bladgroenkorrel, celwand, celemembraan.
D
celwand,celmembraan,vacuole.

Slide 3 - Quiz

Wat hoort bij de plant
A
meerdere celwand bladgroenkorrels celwand
B
één cel geen bladgroenkorrels celwand
C
meerdere cellen geen bladgroenkorrels geen celwand
D
meerdere cellen geen bladgroenkorrels celwand

Slide 4 - Quiz

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 5 - Quiz

Schrijf de fotosynthese op!

Slide 6 - Open question

Hoe passen planten zich aan?

  • Aanpassingen tegen uitdroging

  • kleine en dikke / grote  en dunne bladeren

  • veel / weinig wortels 
Veel water:
Weinig water:

Slide 7 - Slide

planten die zich aanpassen
<-voorjaarsbloeiers
klimplanten->


<-wortelrozet
woestijnplanten->

Slide 8 - Slide

Voorjaarsbloeiers

Slide 9 - Slide

Voorjaarsbloeiers
Leven in bossen
Bloeien in het voorjaar als bomen nog geen bladeren hebben
Zo vangen ze al het zonlicht op voor fotosynthese

Slide 10 - Slide

Klimplanten
Leven in het bos
Heeft hechtwortels om omhoog te groeien
Opvangen van zonlicht voor fotosynthese

Slide 11 - Slide

Wortelrozetten
Bladeren plat op de grond
Voorkomt dat andere planten daar groeien
Grotere opname water + mineralen

Slide 12 - Slide

Woestijnplanten
Voorkomen waterverlies
Kleinere bladeren
Waslaag
Haren op bladeren
dikke bladeren

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wortelrozetten

Slide 15 - Slide

Klimplanten

Slide 16 - Slide

Woestijnplanten

Slide 17 - Slide

Droog
Vochtig
Welke plant hoort in welk millieu?

Slide 18 - Drag question

Verdediging bij planten

  • Stekels
  • Brandharen
  • Maken van gifstof

Slide 19 - Slide

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur.

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur.

  • Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 20 - Slide

abiotisch vs. biotisch

Slide 21 - Slide

Biotisch: levend en dood
organismen:
1. bacterien
2. schimmels
3. dieren
4. planten
resten van organismen:
afgevallen bladeren

Abiotisch: levenloos
 het klimaat
de bodem
water
de lucht



Slide 22 - Slide

3.1 Organismen in hun omgeving
Een individu is elk wezen op zichzelf.
Voorbeeld: Jij bent een individu, de kat van de buren ook.
Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven en zich onderling voortplanten.
Bijvoorbeeld alle damherten van een bos.


Slide 23 - Slide

3.1 Organismen in hun omgeving
Alle organismen in een ecosysteem samen noemen we een levensgemeenschap. (Dus eigenlijk alle populaties in een gebied bij elkaar.)

Slide 24 - Slide

Verschillende niveau's
  • ecoysteem (a-biotisch en biotisch samen)
  • levensgemeenschap (alleen biotisch) 
  • populatie (soort) 
  • inidividu 

Slide 25 - Slide

  • Leefomstandigheden heet een biotoop bv bos of weiland
  • Iedere biotoop heeft andere planten of dieren (biotisch = levend) en ander soort grond of temperatuur (a-biotisch = niet levend)

Slide 26 - Slide

Van individu tot ecosysteem

Slide 27 - Slide

Ecosysteem 
voeg de abiotische factoren toe aan de leefgemeenschap en je hebt een ecosysteem.

Slide 28 - Slide