Lesson 2 Grammar

Corona 
Class at home!
Grammar uitleg:
Aanwijzende voornaamwoorden
One & Ones

Pak je telefoon er bij en log in op LessonUp! :)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Corona 
Class at home!
Grammar uitleg:
Aanwijzende voornaamwoorden
One & Ones

Pak je telefoon er bij en log in op LessonUp! :)

Slide 1 - Slide

Wat zijn aanwijzende voornaamwoorden?!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

E
n
k
e
l
v
o
u
d
M
e
e
r
v
o
u
d
These
Those
This
That

Slide 4 - Drag question

Dichtbij
Ver af
This
That
These
Those

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

I prefer ... shoes here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 7 - Quiz

.....dog over there is big
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 8 - Quiz

______ laptop over there is Sem's.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 9 - Quiz

______ jeans here are mine!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 10 - Quiz

Look at ... book over there.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quiz

.... sandwich is very yummy!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 12 - Quiz

Look at .... cars over there
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 13 - Quiz

I prefer ... shoes here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 14 - Quiz

Do you see ... shoes over there in the display window?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 15 - Quiz

Any questions?
Next topic!

Slide 16 - Slide

Grammatica
In het Nederlands kunnen we vaak in het antwoord op een vraag het zelfstandig naamwoord vervangen door iets anders.

Example:
"Welke broek wil je hebben? Die blauwe!"

Slide 17 - Slide

In het Engels kan dit ook!
Alleen dan moeten we een extra woordje toevoegen. Luister goed naar de komende zinnen en bedenk wat je opvalt!

Slide 18 - Slide

One/Ones
In het antwoord op een vraag kan een
zelfstandig naamwoord vervangen woorden door het woord "one"

Example:
"Which book do you like the most? That big one!"

Slide 19 - Slide

One/Ones
Wanneer een woord in meervoud staat, gebruiken we ones, precies op de zelfde manier als one!

Example:
"Which jeans would you like to wear today? The ripped ones"

Slide 20 - Slide

Get it?
Let's practise!

Slide 21 - Slide

What sweets do you want? The sour .....!
A
One
B
Ones

Slide 22 - Quiz

Which teacher do you like the most? This .......!
A
One
B
Ones

Slide 23 - Quiz

Did you see that famous person? Which .......? The ........ over there!
A
One - Ones
B
Ones - One
C
One- One
D
Ones - Ones

Slide 24 - Quiz

I bought 3 new pens yesterday! A green ........ and 2 red .........!
A
One - Ones
B
One - One
C
Ones - One
D
Ones - Ones

Slide 25 - Quiz

Any questions?
Let's work on the exercises!

Slide 26 - Slide

Aan de slag!
Begin met de opdrachten van Grammar in Lesson 2 van Chapter 3.

Klaar?
Ga verder met de opdrachten over reading en vocabulary van gisteren, maak de HAVO opdrachten of ga de 
woordjes van Lesson 2 oefenen.

Slide 27 - Slide