Havo 3 oefenen met unité 2 (grammaticac en zinnen)

Havo 3 oefenen met unité 2 (grammatica en zinnen)
  • passé composé
  • imparfait 
  • futur
  • gesloten vragen stellen
  • stof toepassen in zinnen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Havo 3 oefenen met unité 2 (grammatica en zinnen)
  • passé composé
  • imparfait 
  • futur
  • gesloten vragen stellen
  • stof toepassen in zinnen

Slide 1 - Slide

Le passé composé (v.t.t)
Ik heb gekeken
Jij hebt gehoord
Hij heeft gekozen
Ik ben geweest

Slide 2 - Slide

Uit welke twee delen bestaat le passé composé ?
Le passé composé
Le passé composé 
heel werkwoord
hulpww: faire OF aller
persoonlijk vnw.
zelfstandig nw.
voltooid deelwoord
hulpww: avoir OF être

Slide 3 - Drag question

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai écouté
Nous regardons

Slide 4 - Drag question

Passé composé
Manger
j'ai
Finir
tu as
Perdre
il a
Jouer
on a
Avoir
nous avons
mangé
fini
perdu
joué
eu

Slide 5 - Drag question

Kies de juiste vertaling.

Wij hebben gekeken
A
Nous avons regarder
B
Nous avez regardé
C
Nous avons regardé
D
Nous avons regardés

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vertaling.

Zij (vmv) zijn uitgetapt
A
Elles sont descendues
B
Elles sont descendre
C
Elles sont descendus
D
Elles sont descendrues

Slide 7 - Quiz

Vertaal: ik ben geweest

Slide 8 - Open question

L'imparfait (o.v.t)
Ik riep
wij waren
jij praatte
jullie gingen

Slide 9 - Slide

choisissait
attendiez
a écouté
était
a rencontré
avaient
sont tombés
passé composé
passé composé
passé composé
imparfait
imparfait
imparfait
imparfait

Slide 10 - Drag question

imparfait
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
nous vorm min ONS + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw stam+e,u,i

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vertaling.

Ik danste
A
je dansai
B
je dansais
C
je danserais
D
j'ai dansé

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vertaling.

Jij maakte af
A
tu as fini
B
tu finissait
C
tu finais
D
tu finissais

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vertaling.

U verkocht
A
vous vendez
B
vous avez vendu
C
vous vendiez
D
on vendait

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vertaling.

Hij was
A
il était
B
il êtait
C
il étrait
D
il étaient

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
zij praatte

Slide 16 - Open question

le futur (simple)
ik zal kiezen
wij zullen werken
zij zullen reizen
u zal gaan

Slide 17 - Slide

présent
imparfait
passé composé
futur simple
je donne
je donnais
je donnerai
j'ai donné

Slide 18 - Drag question

futur
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw stam+e,u,i

Slide 19 - Quiz

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de uitgang van de futur simple met het onderwerp.
Futur simple: uitgangen
-ai
-as
-a
-ons
-ez
-ont

Slide 20 - Drag question



Quelle phrase est en futur ?
Grammaire 'futur'
A
Je prendrais le temps.
B
J'attendai le bus.
C
Je vendrai ma voiture.
D
Je répondreai au prof.

Slide 21 - Quiz


elles ________ (aimer -futur)
Grammaire 'futur'
A
aiment
B
aimera
C
aimeront
D
aimont

Slide 22 - Quiz

Futur simple onregelmatige werkwoorden
fer-
ser-
aur-
ir-
aller
être 
avoir
faire

Slide 23 - Drag question

Vertaal: hij zal nemen

Slide 24 - Open question

Vertaal: zij (mmv) zullen beantwoorden (répondre)

Slide 25 - Open question

Vertaal: jij zal hebben

Slide 26 - Open question

Gesloten vragen stellen
- normale zin + ?
- est-ce que/qu'+ normale zin + ?
- inversie

oui ou non!

Slide 27 - Slide

Maak de volgende zin vragend: Elles ont eu une idée. (normale zin + ?)

Slide 28 - Open question

Maak de volgende zin vragend: Elles ont eu une idée. (est-ce que)

Slide 29 - Open question

Maak de volgende zin vragend: Elles ont eu une idée. (inversie)

Slide 30 - Open question

Stof toepassen in zinnen

Slide 31 - Slide

Vertaal: Ik hou van Netflix kijken.

Slide 32 - Open question

Vertaal: Ik ben sportief en sociaal.

Slide 33 - Open question

Vertaal: Ik zal het profiel NG kiezen.

Slide 34 - Open question

Vertaal: In vijf jaar, zal ik een astronaut worden = zijn.

Slide 35 - Open question

Oefenen, oefenen, oefenen
- woordjes via verschillende tools
- tijden en werkwoorden via opdracht lessonup
- gesloten vragen stellen en zinnen toepassen via je docente

Slide 36 - Slide