BV 4. Meetonzekerheid

Basisvaardigheden
Onderdelen van dit hoofdstuk

1. Grootheden en eenheden
2. Machten van 10
3. Rekenen met eenheden
4. Meetonzekerheid
5/6. Significante cijfers
7. Diagrammen
8/9. Van kromme naar rechte

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Basisvaardigheden
Onderdelen van dit hoofdstuk

1. Grootheden en eenheden
2. Machten van 10
3. Rekenen met eenheden
4. Meetonzekerheid
5/6. Significante cijfers
7. Diagrammen
8/9. Van kromme naar rechte

Slide 1 - Slide

Basisvaardigheden
4. Meetonzekerheid
Leerdoelen:
-Je snapt dat (bijna) elke waarde in de natuurkunde een gemeten waarde is
-Je snapt dat een gemeten waarde een bepaalde (on)nauwkeurigheid bevat
-Je snapt dat de nauwkeurigheid van je meetapparaat hierbij van belang is
-Je snapt het verschil tussen een systematische fout en een meetonzekerheid.

Slide 2 - Slide

2

Slide 3 - Video

Systematische fout of meetonzekerheid.
Wanneer je een meting doet, is er altijd een onnauwkeurigheid in je waarde die je meet: je meetapparatuur kan maar tot een bepaalde nauwkeurigheid afgelezen worden. Je spreekt van een meetonzekerheid.

Je kunt je meetapparatuur ook VERKEERD aflezen / gebruiken. In dat geval spreek je van een systematische fout.

Een voorbeeld:
Je meet massa op een weegschaal die in het scherm 2,1 gram weergeeft. Je hebt het apparaat WEL goed gebruikt. De echter waarde van de massa ligt dan ergens tussen de 2,05 en 3,0499... gram. Dit is een meetonzekerheid.

Je meet een massa op een veel nauwkeurigere weegschaal en leest 2,3638 gram af. De weegschaal stond echter al op 0,2000 g voordat je de meting begon. Je hebt hier niet goed op gelet. Hoewel de afgelezen waarde op zich veel nauwkeuriger is, klopt hij helemaal niet. De 'juiste' meting zou zijn geweest 2,1638 gram. De meting(en) met een beginwaarde van 0,2000 g (verkeerd gebruik van de meetapparatuur) hebben een systematische fout.

Slide 4 - Slide

05:39
Je legt eenzelfde blokje op twee verschillende weegschalen.
Weegschaal 1 geeft 14,2 g aan, weegschaal 2 geeft 14,17 g aan.
I. Weegschaal 1 is nauwkeuriger dan weegschaal 2
II. Weegschaal 2 is beter dan weegschaal 1.

A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
C
Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 5 - Quiz

05:39
Tijdens een dichtheidsproef meet je op een weegschaal: m = 4,5 g.
Wat weet je dan van het blokje?
A
De massa is exact 4,5 g is.
B
Dat de massa exact 4,50 gram is.
C
De massa van het blokje KAN 4,53 g zijn.
D
Je kunt niets zeggen over de massa van het blokje.

Slide 6 - Quiz

Maak een samenvatting van de theorie met daarin minimaal (een antwoord op) de leerdoelen en lever een foto hiervan in.

Slide 7 - Open question

Als je nog iets niet begreep, geef dat dan zo duidelijk mogelijk aan.

Slide 8 - Open question

Opgaven Foton
Hieronder de opgaven van foton bij verschillende onderdelen. Dikgedrukt bij deze LessonUp.
In het huiswerk kan je zien wanneer verwacht wordt dat je deze opgaven gemaakt hebt.
HAVO (Algemeen)
1. 1, 2, 3, 4, 5
2. 8, 9, 10
3. 6, 7 
4. 11, 12, 13, 14
5.6.
7. 
8.9.
VWO (Algemeen)
1. 1, 3, 4, 5
2. 8, 9
3. 6, 7
4. 10, 11, 12, 13, 14
5.6.
7.
8.9.

Slide 9 - Slide

Hier kun je je gemaakte (en nagekeken) opgaven van foton inleveren.

Slide 10 - Open question

Fouten en suggesties
Heb je een fout gevonden in deze Lessonup, een filmpje, de foton-opgaven of uitwerkingen?
Of heb je een suggestie of tip voor het verbeteren?
Geef het door via het foutenformulier!

Bedankt voor je inzet!

Slide 11 - Slide