Why I love this book Havo3 Vwo 3 2024 -2025

Fictie Stijl
Boek 2 kiezen 
Why I love this book instructie 
Ne
Evalueer je boek en bedenk wat je volgende boek wordt
Probeer een boek. Boekopdracht niet klaar? Afmaken.
Kies een boek. Neem het vrijdag 6 december mee.
Inleveren Why I love this opdracht 10 januari.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fictie Stijl
Boek 2 kiezen 
Why I love this book instructie 
Ne
Evalueer je boek en bedenk wat je volgende boek wordt
Probeer een boek. Boekopdracht niet klaar? Afmaken.
Kies een boek. Neem het vrijdag 6 december mee.
Inleveren Why I love this opdracht 10 januari.

Slide 1 - Slide

Verwachtingen voor de les
Schakeltijd: 
1. Mobiel in tas,                  jas uit  
2. Boek -Schrift - pen op tafel
3. Kletsen, tekenen, lezen.
5 minuten
Geluidsniveau: 
gewoon praten

timer
5:00

Slide 2 - Slide

Boek Kiezen
Evalueer boek 1, bekijk je Lvdl-test in je map Netl, 
bedenk wat je wilt lezen.
Kies uit: 
Lezenvoordelijst.nl
Bibliotheek: C-boeken 12-15 jaar
Bibliotheek: D-boeken o.a. Young Adult boeken
Neem je boek vrijdag 6 december mee

Slide 3 - Slide

Opdracht
Een korte gesproken recensie op video

Gebruik argumenten: verder dan leuk/saai, vertel ons waarom!
Gebruik voorbeelden, lees een stukje voor. 
Val met de deur in huis!

Slide 4 - Slide

Uit NN Cursus 3 Fictie Stijl
Of je een boek wel of niet leuk vindt, heeft vaak veel te maken met de stijl: de taal die een schrijver gebruikt om het verhaal te vertellen. Als je iets wilt zeggen over de stijl van een schrijver, kun je bijvoorbeeld letten op:
figuurlijk taalgebruik, zoals beeldspraak (bijvoorbeeld vergelijkingen, metaforen en personificaties) en stijlfiguren (bijvoorbeeld herhalingen en opsommingen);
veel of juist weinig beschrijvingen. Sommige lezers vinden dat veel beschrijvingen een verhaal saai of langdradig maken, terwijl andere ze juist mooi vinden omdat ze zich dan goed kunnen voorstellen waar het verhaal zich afspeelt of hoe de personages zich voelen;
veel of juist weinig dialoog (gesprek tussen twee of meer personages);
humor, bijvoorbeeld zelfspot (grappen over hoe je zelf bent), ironie (milde spot) of sarcasme (harde spot);
de woordkeus: een schrijver kan bijvoorbeeld veel moeilijke of nieuwe woorden (neologismen) gebruiken of juist ingewikkelde dingen in heel eenvoudige taal beschrijven;
de zinsbouw: een schrijver kan eenvoudige of complexe zinnen schrijven.

Slide 5 - Slide

Uit NN Cursus 3 Fictie Thema
Het onderwerp van een verhaal is het kortst mogelijke antwoord op de vraag: waarover gaat het? Dit antwoord kan bijvoorbeeld zijn: de Tweede Wereldoorlog, pesten of verliefdheid.

Naast een onderwerp hebben verhalen vaak een of meer thema’s. Een thema is datgene waarover de auteur je aan het denken zet of waarover hij een bepaalde opvatting heeft. Het meisje met de vlechtjes van Wilma Geldof gaat bijvoorbeeld over het verzet in de Tweede Wereldoorlog. In dat verhaal vraagt hoofdpersoon Freddie zich geregeld af of zij als verzetsvrouw het juiste doet. Het verhaal zet je aan het denken over goed en kwaad, een van de thema’s van Het meisje met de vlechtjes.

Slide 6 - Slide

Beoordeling
Maak aantekeningen 
tijdens het lezen. 

Slide 7 - Slide

En nog dit voor video:
! ogen op een derde van boven in het beeld
! oefen je tekst, gebruik steekwoorden
! kijk in de camera

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Video

Welke 3 argumenten 
gebruikt Lubach om zijn eigen boek aan te prijzen? 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Welke 3 argumenten 
gebruikt Maarten om het boek aan te prijzen? 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Welke argumenten 
gebruikt deze jongen om het boek 
Allemaal willen we de hemel van Els Beerten 
aan te prijzen? 

Slide 15 - Slide

Tot slot: 
wie van de vier was het meest overtuigend? 
Waarom? 

Slide 16 - Slide

Titel kiezen
lezenvoordelijst.nl
Kies volgens het niveau wat past
mail de docent
voor eind deze week

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link