... de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die je in onderstaande zinnen vindt.
Slide 14 - Slide
Noteer de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
1. De bonte cavia at de groenten op.
Slide 15 - Open question
Noteer de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
2. Dat maakte een knisperend geluid.
Slide 16 - Open question
Noteer de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
3. "Die lieve poes is ook nog mooi," zei het kleine jongetje.
Slide 17 - Open question
Noteer de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
4. De bewindsman ondertekende het vredesverdrag.
Slide 18 - Open question
Noteer de zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
5. Met goede moed beginnen we aan een nieuw schooljaar.
Slide 19 - Open question
Noteer de ...
... persoonlijke voornaamwoorden en de bezittelijke voornaamwoordenvan de volgende zinnen.
Slide 20 - Slide
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden. 1. Ik heb hun gevraagd mij te helpen.
Slide 21 - Open question
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden.
2. Ik geloof zijn verhalen nooit.
Slide 22 - Open question
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden.
3. Uw verzoek kan niet worden ingewilligd.
Slide 23 - Open question
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden. 4. Wij gebruikten ons verstand onvoldoende voor de oplossing van dat probleem.
Slide 24 - Open question
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden. 5. Haar dorst was niet te lessen en zijn honger niet te stillen.
Slide 25 - Open question
Maak een zin die bestaat uit 4 zinsdelen
Slide 26 - Open question
Maak een zin die bestaat uit 5 zinsdelen
Slide 27 - Open question
Maak een zin die bestaat uit 6 zinsdelen
Slide 28 - Open question
Maak een zin die bestaat uit 7 zinsdelen
Slide 29 - Open question
Een stapje verder ....
Zelf zinnen maken die bestaan uit:
een aantal gegeven zinsdelen
een aantal genoemde woordsoorten
een x-aantal zinsdelen
Aan de slag op de volgende slides!
Slide 30 - Slide
Maak een zin die bestaat uit 6 zinsdelen en waarin in ieder geval een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp voorkomen.
Slide 31 - Open question
Maak een zin die bestaat uit 7 zinsdelen en waarin in ieder geval een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp, een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp voorkomen.
Slide 32 - Open question
Maak een zin waarin het woord ‘het’ één keer voorkomt als persoonlijk voornaamwoord en één keer als lidwoord.
Slide 33 - Open question
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwg, ond, lv, mv
1. De militair gaf tijdens de afscheidsbijeenkomst zijn vrouw en kinderen een foto.
Slide 34 - Open question
Je houdt het zinsdeel 'tijdens de afscheidsbijeenkomst' over. (Dit zinsdeel is niet benoemd.)
Welk vraagwoord past hierbij?
A
waar
B
hoe
C
wanneer
D
waarom
Slide 35 - Quiz
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwg, ond, lv, mv
De posters met het icoon 'telefoon uit' hangen tegenwoordig aan alle deuren in het schoolgebouw.
Slide 36 - Open question
Je houdt het zinsdeel 'aan alle deuren in het schoolgebouw' over. (Dit zinsdeel is niet benoemd.)
Welk vraagwoord past hierbij?
A
waar(aan)
B
hoe
C
wanneer
D
waarom
Slide 37 - Quiz
Je houdt het zinsdeel 'tegenwoordig' ook over. (Dit zinsdeel is niet benoemd.)
Welk vraagwoord past hierbij?
A
waar(aan)
B
hoe
C
wanneer
D
waarom
Slide 38 - Quiz
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwgez, ow, lv, mv
Felicia moest voor het begin van de les haar telefoon afstaan aan haar docente.
Slide 39 - Open question
Welk zinsdeel houd je over (is niet benoemd)?
Welk vraagwoord past hierbij?
Slide 40 - Open question
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwg, ow, lv, mv
De agent bevestigt de beveiligingscamera aan de verkeerde gevel.
Slide 41 - Open question
Welk zinsdeel houd je over (is niet benoemd)?
Welk vraagwoord past hierbij?
Slide 42 - Open question
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwgez, ow, lv, mv
Het internetbedrijf levert producten aan klanten met een creditcard.
Slide 43 - Open question
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwgez, ow, lv, mv
De verpleger dient de verzwakte patiënt het medicijn toe.
Slide 44 - Open question
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwgez, ow, lv, mv
Tijdens het feest bood de jarige zijn gasten een heerlijk stukje taart aan.
Slide 45 - Open question
Welk zinsdeel houd je over (is niet benoemd)?
Welk vraagwoord past hierbij?
Slide 46 - Open question
Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Benoem daarna: wwg, ond, lv, mv Voor de goede foto staat een fotograaf graag drie uur aan de waterkant te wachten.