4. Grammatica zinsdelen bijwoordelijke bepaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Deze les

1. Terugblik les mw Bronswijk

2. Opdracht 5 over het naamwoordelijk gezegde afronden en bespreken

 3. Uitleg bijwoordelijke bepaling

4.  Opdracht 6 maken

Terugblik

• Lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv)
• Noteer een zin met een lv en een mv

Opdracht 5

Rond opdracht 5 af (10 minuten)

Daarna bespreken

Klaar? Ga naar www.cambiumned.nl --> grammatica zinsdelen

oefen met het zinsdeel dat jij moelijk vindt

Grammatica zinsdelen

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Lesdoelen

1. Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is.

2. Je kunt een bijwoordelijke bepaling vinden in de zin.

In welke volgorde ontleed je een zin?

Noteer pv, ow, wg, lv en mv van de onderstaande zin.
Zit een zinsdeel niet in de zin? Zet een x

Straks zullen verschillende leerlingen naar hun kluisjes moeten lopen.

Welke zinsdelen heb je niet benoemd?

Straks zullen verschillende leerlingen naar hun kluisjes moeten lopen.

Op welke vraag geeft 'straks' antwoord?

Op welke vraag geeft 'naar hun kluisjes'
antwoord?

Noteer pv, ow, wg/ng, lv en mv van de onderstaande zin.
Zit een zinsdeel niet in de zin? Zet een x

Ons buurmeisje blijkt al een tijdje een getalenteerde danseres te zijn.

Welke zinsdelen heb je niet benoemd?

Ons buurmeisje blijkt al een tijdje een getalenteerde danseres te zijn.

Op welke vraag geeft 'al een tijdje' antwoord?

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

- Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: Hoe? Waar? Wanneer? Waarom? Met wie? Door wie? Hoelang? enz.

- Bijwoordelijke bepalingen zijn zinsdelen die je overhoudt als je alle andere zinsdelen hebt benoemd.

- De vraagwoorden hoe, waar, wanneer, waarom enz. zijn zelf ook bijwoordelijke bepaling.

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

- In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan.

- In een zin kunnen ook geen bijwoordelijke bepalingen staan. 

- Woorden als niet, nooit, geen, misschien, soms enz. zijn altijd bijwoordelijke bepaling.

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Volgende week donderdag geeft de taxichauffeur de reizigers korting.

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Voorheen verzamelde onze leraar oude lp’s voor zijn moeder.​

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Van zijn laatste geld kocht de verliefde jongen gisteren een roos voor zijn verloofde in de supermarkt.

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Mijn moeder heeft alle shirts van ons elftal gewassen.

Nu maken 

Opdracht 6 (blz 258)