Bescherm je computer: Hoe beveilig je tegen kwaadwillende software en virussen?

Bescherm je computer: Hoe beveilig je tegen kwaadwillende software en virussen?

Leerdoel

Aan het einde van de les zul je begrijpen hoe je computers kunt beschermen tegen kwaadwillende software en virussen.

Wat weet je al over het beveiligen van computers tegen kwaadwillende software en virussen?

Wat is kwaadwillende software?

Kwaadwillende software, ook wel malware genoemd, is software die is ontworpen om schade aan te richten aan een computer of netwerk.

Hoe verspreiden virussen zich?

Virussen kunnen zich verspreiden via e-mailbijlagen, downloads van het internet, en besmette USB-sticks.

Veelvoorkomende beveiligingsmaatregelen

Regelmatig updaten van software, gebruik van sterke wachtwoorden, en het vermijden van verdachte links en bijlagen zijn essentiële beveiligingsmaatregelen.

Firewalls en antivirussoftware

Een firewall controleert het inkomende en uitgaande verkeer op een netwerk, terwijl antivirussoftware schadelijke software detecteert en verwijdert.

Beveiliging van persoonlijke gegevens

Het is belangrijk om persoonlijke gegevens te beschermen door het gebruik van versleuteling en het beperken van toegang tot gevoelige informatie.

Veilig internetgebruik

Veilig internetgebruik omvat het vermijden van verdachte websites, het gebruik van beveiligde verbindingen en het controleren van de authenticiteit van websites.

Samenvatting en quiz

Samenvatting van de belangrijkste beveiligingsmaatregelen en een korte quiz om te testen wat je hebt geleerd.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.