Schrijf de volgende vier zinnen over in je schrift.
Zoek de pv, het wg (schrijf dit boven de woorden) en zet zinsdeelstrepen. Werk niet samen en werk stil. Dit is om jezelf te checken, of je de stof kent!
1. Joey gaat zijn vader met de auto halen.
2. Hij kan autorijden als de beste.
3. Zijn rijbewijs heeft hij niet in één keer gehaald.
4. De kosten van zijn rij-examen zijn door zijn oma betaald.