2F Kapitel 3: Schule Mittwoch, den 25. Januar 2023

Kapitel 3: Schule
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Kapitel 3: Schule

Slide 1 - Slide

Mittwoch, den 25. Januar 2023
  • Willkommen
  • Nachsehen Aufgaben Woche 03
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Grammatik: das Plural üben
  • Diktat
  • Aufgaben fertig machen
  • Der die das + das Plural üben 
  • Lernliste üben (Blooket)
  • Aufgaben Woche 04
  • Zum Schluss

Slide 2 - Slide

Nachsehen Aufgaben Woche 03
Aufgaben 38, 40 Seiten 90-91

Abgeben Aufgabe 41
 


Slide 3 - Slide

Ziele Stunde:
  • Je kent de regels waardoor je zelfstandige naamwoorden kunt koppelen aan der, die of das.
  • Je kent de hoofdregels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden.
  • Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over school.

Slide 4 - Slide

das Plural: 1e stap?
  1. Tier
  2. Flasche
  3. Messer
  4. Brot
  5. Wasser
  6. Rechnung
das Plural: 1e stap?
  1. Kater
  2. Flasche
  3. Zahn (m)
  4. Lieblingstier
  5. Onkel
  6. Sofa



Slide 5 - Slide

Aufgabe 39: Diktat      Seite 90
Hören

Wat moeten we doen?

Slide 6 - Slide

Machen Aufgaben Seite 35    Seiten 71 + 81
  • Afmaken Aufgaben 9 + 10
  • Maken Aufgabe 22
  • Gebruik de Lernliste
  • Klaar: leren Lernliste, der die das regels, meervoud, kloktijden.
  • Bespreken Aufgaben 9, 10 + 22
timer
1:00

Slide 7 - Slide

LessonUp Grammatik üben:
Regeln der die das üben. 
Regeln das Plural üben.

Slide 8 - Slide

Lernliste => Blooket
https://play.blooket.com/play

Inlogcode: .....

Slide 9 - Slide

Schrijfopdracht: Stelle dich vor!
Kapitel 1:   Seiten 22  +  27
  • Hoe heet je/wat is je naam.
  • Waar woon je? (adres)
  • Waar kom je vandaan? (woonplaats, land)
  • Hoe oud ben je?
  • Wat is je telefoonnummer?

Slide 10 - Slide

Aufgaben Woche 04
Lernen Lernliste      Seiten 96-97 helemaal  
Lernen Uhrzeiten        (aantekeningen schrift).
Lernen Grammatik A + B     regels der die das + meervoud (das Plural)      Seite 98 (stencil)

Machen Aufgaben zu Hause:
Aufgabe 34A Seite 87, Aufgabe 36A Seite 88, Aufgabe 37A Seite 89.
Schrijfopdracht K1: Stel je zelf voor -> uitleg in de les.

Zusammen während der Unterrichtsstunde (samen tijdens de les):
Aufgabe 36, Aufgaben 42 + 43 Seiten 92-93

Slide 11 - Slide

Zum Schluss:
  • Wie spät ist es?
  • Der die das üben.
  • Mehrzahl

Blooket
https://play.blooket.com/play

Slide 12 - Slide

Sprachmittel nog!!  Seiten 86-87
Aufgabe 35: Gespräch
  • Je maakt deze oefening zelfstandig!!
  • Je schrijft de vragen en antwoorden op je blaadje.
  • Buurman/-vrouw ook klaar, dan het gesprek oefenen in tweetallen (uitspraak).
  • Een aantal leerlingen doen het gesprek voor.
  • Je levert het blaadje in voor feedback (schrijftoets)

timer
1:00

Slide 13 - Slide

Aufgabe 35: Gespräch
Vragen die stelt en waar je antwoord op geeft:
A                                                                B
Lesrooster?                                              -> antwoord geven
Wanneer Duits?                                      -> antwoord geven
                                                                       Wat vind jij van Duits?
Duits is moeilijk.                                    Duits is mijn lievelingsvak.
                                                                      Wanneer sport?
Derde lesuur sport.                             
Ben jij `s middags vrij?                     Ja, wat doe jij `s middags?
Huiswerk maken. Jij?                         -> antwoord geven  

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Lees- en luistertoets Kapitel 3
Leren Lernliste Seiten 96-97 helemaal

Dinsdag 7 februari a.s. 5e lesuur.

Slide 15 - Slide

Schrijftoets Kapitel 1, 2 en 3
Sprachmittel Kapitel 1 Seiten 22 + 27
Lernliste Kapitel 1 Seite 26

Sprachmittel Kapitel 2 Seiten 50 + 62
Lernliste Seiten 62-61

Sprachmittel Kapitel 3 Seiten 86 + 99
Lernliste Seiten 96-97

  • Je kunt jezelf voorstellen en persoonlijke gegevens uitwisselen.
  • Je kunt vertellen over je gezinsleden.
  • Je kunt vertellen over het onderwerp school.

Woensdag, 22 februari 2023 6e lesuur

Slide 16 - Slide

Grammatik: Regeln der, die oder das?
Bepaald lidwoord:
  • Nederlands: de, het (de fiets, de fietsen)(het huis, de huizen)
  • Duits: der, die, das en die (meervoud) (der Mann, die Männer) (das Haus, die Häuser) (die Tante, die Tanten)

  • der = mannelijk
  • die = vrouwelijk
  • das = onzijdig

Slide 17 - Slide

Grammatik: Regels der die das
  1. Noem een regel voor der-woorden (mannelijk)
  2. Noem regels voor die-woorden (vrouwelijk)
  3. Noem regels voor das woorden (onzijdig)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide