2E Kapitel 3: Schule Mittwoch, den 18. Januar 2023

Kapitel 3: Schule
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Kapitel 3: Schule

Slide 1 - Slide

Mittwoch, den 18. Januar 2023
  • Willkommen
  • Nachsehen Aufgaben Woche 02
  • Lernliste
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Grammatik: das Plural üben
  • Aussprache + Sprachmittel
  • Machen Aufgaben
  • Der die das üben
  • Erklärung Aufgabe Woche 03
  • Aufgaben Woche 03
  • Zum Schluss

Slide 2 - Slide

Nachsehen Aufgaben Woche 02
Aufgaben 23 t/m 26        Seiten 82-83
Aufgabe 33       Seite 87

Slide 3 - Slide

Lernliste      Seite 96
eerste t/m wie 

Slide 4 - Slide

Ziele Stunde:
  • Je kent de regels waardoor je zelfstandige naamwoorden kunt koppelen aan der, die of das.
  • Je kent de hoofdregels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden.
  • Je kunt letters met Umlaut uitspreken in het Duits.
  • Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over school.

Slide 5 - Slide

das Plural: 1e stap?
  1. Spinne
  2. Löwin
  3. Strecke
  4. Studentin
  5. Handy
  6. Kaninchen
  7. Sofa
  8. Organisation

das Plural: 1e stap?
  1. der Ball
  2. Löwin
  3. Kater
  4. Flasche
  5. Zahn (m)
  6. Lieblingstier
  7. Onkel
  8. Cousine



Slide 6 - Slide

Aussprache:      Seite 85
Buchstaben mit Umlaute.
ä ü ö und äu

Aufgabe 30:
  • Pak je aantekeningen over uitspraak klinker met Umlaut
  • Lees gedicht goed voor. Denk om de uitspraak. 
  • Aantal leerlingen dragen gedicht voor.
  • Waar gaat dit gedicht over?
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Sprachmittel  Seiten 85-86
Aufgabe 31: vorbereiten = Hören

Aufgabe 35: Gespräch
Uitschrijven vragen en antwoorden.
Daarna oefenen gesprek in tweetallen (uitspraak).

timer
1:00

Slide 8 - Slide

Machen Aufgaben    Seiten   71+76
  • Afmaken/maken Aufgaben 9 + 10 + 15 + 22
  • Gebruik de Lernliste
  • Klaar: leren Lernliste, der die das regels, meervoud, kloktijden.
  • Bespreken Aufgaben 9 + 10 + 15 + 22
timer
1:00

Slide 9 - Slide

LessonUp Grammatik üben:
Regeln der die das üben

Slide 10 - Slide

Aufgabe 41: Mein erster Schultag            Seite 91
1e schooldag aan nieuwe school. Je vertelt je vriend/vriendin hierover.

Waarover moet je schrijven?
  • Hoe ga je naar school? Fiets, lopend, bus, trein enzovoort.
  • Welke vakken heb je? Noem een aantal.
  • Wat is/zijn je lievelingsvak(ken)?
  • Vertel iets over een/meerdere leraren/leraressen.
  • Vertel iets over je nieuwe vrienden/klasgenoten.

  • Op een toetsblaadje!!! -> uitgedeeld in de les
  • Je verhaal wordt niet een opsomming.
  • Minimaal 7 zinnen van minimaal 4 woorden.
  • Hulpmiddelen: Lernliste Seite 96-97 en Sprachmittel Seite 89 + 98

Slide 11 - Slide

Lees- en luistertoets Kapitel 3
Leren Lernliste Seiten 96-97 helemaal

Woensdag 8 februari a.s. 3e lesuur.

Slide 12 - Slide

Schrijftoets Kapitel 1, 2 en 3
Sprachmittel Kapitel 1 Seiten 22 + 27
Lernliste Kapitel 1 Seite 26

Sprachmittel Kapitel 2 Seiten 50 + 62
Lernliste Seiten 62-61

Sprachmittel Kapitel 3 Seiten 86 + 99
Lernliste Seiten 96-97

  • Je kunt jezelf voorstellen en persoonlijke gegevens uitwisselen.
  • Je kunt vertellen over je gezinsleden.
  • Je kunt vertellen over het onderwerp school.

Woensdag, 22 februari 2023 3e lesuur

Slide 13 - Slide

Aufgaben Woche 03
Lernen Lernliste      Seiten 96-97 helemaal  
Lernen Uhrzeiten        (aantekeningen schrift).
Lernen Grammatik A:    regels der die das       Seite 98
Lernen Grammatik B:   regels meervoud (das Plural) Seite 98

Machen Aufgaben zu Hause:
Aufgaben 38 und 40  Seiten 90-91
Aufgabe 41 uitleg tijdens de les!

Zusammen während der Unterrichtsstunde (samen tijdens de les):
Aufgaben 27 t/m 32 + Aufgabe 22 + Aufgaben 35-36

Slide 14 - Slide

Lernliste => Blooket
https://play.blooket.com/play

Inlogcode: .....

Slide 15 - Slide

Zum Schluss:
  • Wie spät ist es?
  • Der die das üben.
  • Mehrzahl

Blooket
https://play.blooket.com/play

Slide 16 - Slide

Grammatik: Regeln der, die oder das?
Bepaald lidwoord:
  • Nederlands: de, het (de fiets, de fietsen)(het huis, de huizen)
  • Duits: der, die, das en die (meervoud) (der Mann, die Männer) (das Haus, die Häuser) (die Tante, die Tanten)

  • der = mannelijk
  • die = vrouwelijk
  • das = onzijdig

Slide 17 - Slide

Grammatik: Regels der die das
  1. Noem een regel voor der-woorden (mannelijk)
  2. Noem regels voor die-woorden (vrouwelijk)
  3. Noem regels voor das woorden (onzijdig)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide