Verkeer les 12

Verkeer les 12
1 / 40
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Verkeer les 12

Slide 1 - Slide

Doelen
1. Ik kan uitleggen wie wanneer voorgaat. 
2. Ik kan uitleggen wie ik voorrang moet geven op een voorrangskruising. 
3. Ik laat zien dat ik rekening houd met fouten die anderen maken. 
4. Ik laat zien dat ik niet voorga, wanneer dit voor anderen en mij gevaar oplevert. 

Slide 2 - Slide

Voorrangskruispunt
-  Borden en tekens op de weg
- voorrangsvoertuigen gaan altijd voor!!!


Slide 3 - Slide

Soorten kruisingen
- Gewone kruising
- Voorrangskruising

Slide 4 - Slide

Gewone kruising
- Kruising zonder borden en tekens
- Een verharde weg van stenen of asfalt

- Voorrang geven aan rechts
- Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor


Slide 5 - Slide

Voorrangsborden

Slide 6 - Slide

1. Fietser gaat voor
De fietsers mogen voorgaan. Waarom?
Verplaats het stukje tekst naar de juiste foto. 

Slide 7 - Slide

De auto wil wegrijden van een parkeerplaats. 
De auto rijdt achteruit op straat
De auto wil wegrijden van een oprit

Slide 8 - Drag question

Vraag 2
Voorrang

Slide 9 - Slide

Bas rijdt op een
A
Gewone weg
B
Voorrangsweg

Slide 10 - Quiz

Dat zie je aan ... en ...

Slide 11 - Open question

Bas moet voorrang krijgen van ...
A
Alleen auto 1
B
Alleen auto 2
C
Beide auto's

Slide 12 - Quiz

Waarom krijgt Bas voorrang?
A
Hij rijdt op een voorrangsweg
B
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor

Slide 13 - Quiz

Vraag 3
Zien en horen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vraag 4
Voorgaan

Slide 16 - Slide

1
2
3

Slide 17 - Drag question

Vraag 5
Rotonde

Slide 18 - Slide

Daan wil rechtdoor, de auto wil rechts afslaan.
Wie gaat er eerst?
A
Daan, want hij gaat rechtdoor op dezelfde weg.
B
Daan, want hij komt van rechts.
C
De auto, want die gaat rechtsaf.
D
De auto, want die moet altijd voorrang krijgen op een rotonde.

Slide 19 - Quiz

Vraag 6
Tegemoetkomend verkeer

Lucie en Maaike komen elkaar tegemoet. 
Wat hoort bij elkaar?
Verplaats het stukje tekst naar de juiste foto. 
LET OP: je gebruikt alle zinnen. 

Slide 20 - Slide

Lucie wil rechtdoor, Maaike wil linksaf. 
Lucie wil linksaf, Maaike wil rechtsaf. 
Maaike gaat eerst. 
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor. 
Kleine bocht gaat voor grote bocht. 
Lucie gaat eerst. 

Slide 21 - Drag question

Vraag 7
Een onderbord

Slide 22 - Slide

Wat vertelt het onderbord de fietser?
A
Einde voorrangsweg.
B
Je moet hier met de weg mee naar links. Je mag niet rechtsaf.
C
Je rijdt op een weg die naar links buigt en je moet voorrang geven aan de andere bestuurders van rechts.
D
Je rijdt op een weg die naar links buigt en je moet voorrang krijgen van de andere bestuurders van rechts.

Slide 23 - Quiz

Vraag 8
Afgeleid

Slide 24 - Slide

De bestuurder van de auto is afgeleid.
Welke twee dingen moet Eva doen om veilig verder te kunnen?
A
Afremmen.
B
Bellen met haar fietsbel.
C
Oogcontact maken om zeker te weten dat ze voorrang krijgt.
D
Doorfietsen

Slide 25 - Quiz

Vraag 9
Stoppen of doorgaan?

Slide 26 - Slide

Lucie wil rechtdoor. Welke twee zinnen zijn waar?
A
Lucie hoeft niet te stoppen.
B
Lucie moet goed kijken of Nathan haar voor laat gaan.
C
Lucie moet Nathan voor laten gaan.
D
Lucie moet stoppen.

Slide 27 - Quiz

Vraag 10
Haaientanden

Slide 28 - Slide

Lucie en de auto willen linksaf en James wil rechtdoor. 
Maak de volgende zinnen goed. 

Slide 29 - Slide

Lucie moet voorrang geven aan ...
A
Alleen de auto
B
Alleen James
C
Beide

Slide 30 - Quiz

James moet voor
... stoppen
A
Alleen de auto
B
Alleen Lucia
C
Niemand

Slide 31 - Quiz

De auto moet
... voor laten gaan
A
Alleen James
B
Alleen Lucia
C
Niemand

Slide 32 - Quiz

Vraag 11
Welke zin past er het beste bij?
Verplaats het stukje tekst naar de juiste foto. 

Slide 33 - Slide

De fietser moet de ander voor laten gaan. 
Als het veilig kan, dan mag de fietser voorgaan
De fietser kan passeren

Slide 34 - Drag question

Vraag 12
Ongewoon

Slide 35 - Slide

Juiste volgorde
- Uit een zijweg komt een politieauto met blauwe zwaailichten en een sirene aan. 
- Dex wil linksaf. 
- Maartje wil rechtsaf
- De voetganger wil oversteken. 
Wie gaat er eerst, en wie daarna?

Slide 36 - Slide

1
2
3
4

Slide 37 - Drag question

Welke drie verkeersregels gelden hier?

Slide 38 - Mind map

Verkeersregels
  1. Je moet voorrangsvoertuigen altijd voor laten gaan. 
  2. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor. 
  3. Kleine bocht gaat voor grote bocht. 

Slide 39 - Slide

Doelen
1. Ik kan uitleggen wie wanneer voorgaat. 
2. Ik kan uitleggen wie ik voorrang moet geven op een voorrangskruising. 
3. Ik laat zien dat ik rekening houd met fouten die anderen maken. 
4. Ik laat zien dat ik niet voorga, wanneer dit voor anderen en mij gevaar oplevert. 

Slide 40 - Slide