This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Programma
Lesstof vorige les activeren
Uitleg oplossingsmethode
Experiment Gemiddeld Vermogen
Verwerking
Afsluiting
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Ik kan een opgave methodisch uitwerken.
Ik heb deze les minimaal 1 opgave zo uitgewerkt.
Slide 2 - Slide
Vermogen geven we aan met de letter
A
V
B
F
C
P
D
W
Slide 3 - Quiz
Bij vermogen zou je meteen moeten denken aan
A
energieomzetting
B
Joule
C
kracht keer afstand
D
energie per seconde
Slide 4 - Quiz
De eenheid van vermogen is
A
J
B
J/s
C
W
D
W/s
Slide 5 - Quiz
In de formule P = F * v is v de snelheid in km/h
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Iemand tilt een massa met een constante snelheid omhoog. Er geldt dan dat de omhooggerichte spierkracht even groot is als de omlaag gerichte zwaartekracht.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Een vermogen van 2000 kW is gelijk aan een vermogen van 2 W.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Methodisch oplossen
stap 1 Noteer alle gegevens met de bijbehorende grootheid
Bijv. je leest ... 0,5 m/s of je leest ... 3,5 N
je noteert v = 0,5 m/s je noteert F = 3,5 N
Slide 9 - Slide
Methodisch oplossen
stap 2 Welke grootheid wordt gevraagd? (welke letter?)
Dit helpt de juiste formule te vinden.
stap 3 Noteer de formule en vul altijd minstens één getal in.
stap 4 Reken uit en noteer de eenheid erachter.
Let op significantie.
Slide 10 - Slide
Tips bij hdst 5:
Bij een F,s-grafiek is de oppervlakte de arbeid
Bij een v,t-grafiek is de oppervlakte de afstand
snelheid = afstand / tijd
Fz = m x g is gelijk aan F omhoog als v = constant
Bij alleen horizontale beweging, speelt Fz geen rol
Gebruik standaard eenheden in formules
Wat kun je al uitrekenen, los van de vraag?
Slide 11 - Slide
Tips bij hdst 5:
Welke soort energie speelt een rol?
Bij snelheid → Ek
Bij hoogte → Ez
Werkt er een kracht over een afstand → W
Kun je WAK gebruiken?
Kun "energiebehoud" gebruiken?
Slide 12 - Slide
Experiment
Wat is je gemiddeld vermogen als je een trap oploopt?
Noteer in tweetallen hoe je dit zou kunnen berekenen