11 september

Wat doen we vandaag?
  • Taaloefening A en B
  • Bepreken: vragen bij blz. 123 t/m 129.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Taaloefening A en B
  • Bepreken: vragen bij blz. 123 t/m 129.

Slide 1 - Slide

Taaloefening A
  • 1. dicunt; A: hostes; I: appropinquare
  • De boeren zeggen dat de vijanden naderen.
  • 2. clamat; A: servum; I: habere
  • De heer roept dat de slaaf het geld heeft.
  • 3. narrant; A: filios suos; I: esse
  • Moeders vertellen altijd dat hun eigen zonen mooi zijn.

Slide 2 - Slide

Taaloefening A
  • 4. dicunt; A: hostes; I: interficere
  • De boden zeggen dat de vijanden de kinderen doden.
  • 5. ait; A: hostes; I: occidere
  • De jongen zegt / zei dat de vijanden de Romeinen in de oorlog doden / doodden.

Slide 3 - Slide

Taaloefening B
  • 1. A: crudelitatem; I: fuisse
  • Het staat vast dat de wreedheid van de Romeinen groot was.
  • 2. A: crudelitatem; I: esse
  • Het staat vast dat de wreedheid van de Romeinen groot is.
  • 3. A: deos; I: mutavisse
  • Het gerucht gaat dat de goden vaak de gedaantes van mensen hebben veranderd.

Slide 4 - Slide

Taaloefening B
  • 4. A: deos; I: mutare
  • Het gerucht gaat dat de goden vaak de gedaantes van mensen veranderen.
  • 5. A: deos; I: iuvare
  • Het Romeinse volk zegt dat de goden altijd Rome helpen.

Slide 5 - Slide

Taaloefening B
  • 6. A: deos; I: iuvisse
  • Het Romeinse volk zegt dat de goden altijd Rome hebben geholpen.
  • 7. A: pueros; I: pugnavisse
  • De meisjes vertellen dat de jongens nooit met de vijanden hebben gevochten.

Slide 6 - Slide

Taaloefening B
  • 8. A: pueros; I: pugnare
  • De meisjes vertellen dat de jongens nooit met de vijanden vechten.
  • 9. A: servos; I: fecisse
  • De heren zeggen dat de slaven offers hebben gebracht aan de goden.

Slide 7 - Slide

Taaloefening B 
  • A: servos; I: facere
  • De heren zeggen dat de slaven offers brengen aan de goden.

Slide 8 - Slide

Troje; Venus; Aeneas. 
  • 1. Hector is gedood door Achilles.
  • 2. a. De Grieken vechten met de Trojanen in de stad; hier lijkt het alsof de Grieken voor de stad met de
    Trojanen vechten. 
  • b. De Grieken hebben kanonnen; 
  • de Grieken hebben middeleeuwse harnassen aan; 
  • de Grieken
    strijden met paarden.
  • In Troje staan kerktorens.

Slide 9 - Slide

Troje; Venus; Aeneas. 
  • 3. a. - Luister naar Hector
  • - Denk aan de familie, en red hen.
  • b. Aeneas krijgt een goddelijk teken: het vuur boven Ascanius’ hoofd.
  • c. Aeneas is de zoon van Venus.

Slide 10 - Slide

Troje; Venus; Aeneas. 
  • 4. a. ‘Ik smeek je, verlaat de stad!’
  • b. Het vuur boven Ascanius’ hoofd wordt geblust.
  • c. Hij bidt tot de goden of hij schrikt.
  • 5. Hector, Venus, Anchises, Creüsa.

Slide 11 - Slide

Troje; Venus; Aeneas. 
  • 6. 1. Het moment dat Aeneas Creüsa opnieuw ziet als schim.
  • 2. Het moment dat Hector aan Aeneas verschijnt in zijn droom, en Aeneas wordt herinnerd aan het
    overlijden van Hector.

Slide 12 - Slide

Dido en  Aeneas. 
  • 1. -
  • 2. a. Zij waarschuwt haar zoon Aeneas.
  • b. Deze pijl maakt Aeneas verliefd op Dido.
  • 3. Venus zorgt ervoor dat Dido verliefd wordt op Aeneas, hetgeen past bij haar functie als godin van de
    liefde. Mercurius is de bode van de goden, en in die hoedanigheid waarschuwt hij Aeneas.

Slide 13 - Slide

Dido en  Aeneas. 
  • 4. ‘De goden dwingen mij weg te gaan’.
  • 5. a. Hij vergeet zijn ‘plicht’, het stichten van een nieuwe stad, niet uit te voeren.
  • b. Hij is niet trouw aan zijn geliefde.
  • c.-
  • d. -

Slide 14 - Slide

Aeneas in Italië.
  • 1. a. Wanneer Aeneas wegvaart, vervloekt Dido Aeneas. Deze vervloeking is het begin van de vijandschap
    tussen Carthago en Rome (dat wordt gesticht door de nakomelingen van Aeneas). 
  • b. Zij wist al dat de nakomelingen van Aeneas haar geliefde Cartahgo zouden verwoesten.
  • 2. Rome ligt in de landstreek die Latium heet.

Slide 15 - Slide

Aeneas in Italië.
  • 3. a. Het ligt al vast dat Aeneas zal winnen.
  • b. Aeneas krijgt wapens van Vulcanus via zijn moeder Venus.
  • 4. O11 (het paard van Troje); O10 (Aeneas vlucht met vader en zoon); O9 (aankomst in Carthago); O8
    (de grotscène tussen Dido en Aeneas); O6 (Dido pleegt zelfmoord); O7 (de strijd tussen Aeneas en
    Turnus)

Slide 16 - Slide

Aan het werk. 
Lees tekst 10B (a en b) en maak de vragen. 
Dit is ook huiswerk. 

Slide 17 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 18 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 19 - Open question