par. 11.6 Cellen en chromosomen

Korte herhaling 11.4

11.6 Cellen en chromosomen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare school

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Korte herhaling 11.4

11.6 Cellen en chromosomen

Slide 1 - Slide

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk

Slide 2 - Quiz

Wat is het fenotype?
A
Alle eigenschappen
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk

Slide 3 - Quiz

Bezit elke chromosoom van 1 chromosomenpaar precies dezelfde genen? Waarom wel/niet?

Slide 4 - Open question

Wat is een allel?

Slide 5 - Open question

Doel van meiose:
Geslachtscellen maken, bij mens: eicellen en zaadcellen.

Slide 6 - Slide

MEIOSE

Slide 7 - Slide

Doel van mitose:
Nieuwe cellen vormen voor groei, veranging, herstel en ongeslachtelijke voortplanting.

Slide 8 - Slide

MITOSE

Slide 9 - Slide

celdeling
  • om nieuwe lichaamscellen te maken  t.b.v. groei van organisme of vervanging van kapotte cellen --> mitose
  • om geslachtscellen te maken --> meiose 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Verschil

Bij meiose krijg je uiteindelijk dus 23 chromosomen



Dit is logisch, als een eicel en zaadcel bij elkaar komen krijg je automatisch weer 46 chromosomen

Slide 13 - Slide

celdifferentiatie en celspecialisatie
  • celdifferentiatie: verschillen in vorm en grootte
  • celspecialisatie: verschillen in functie 

  • regelgenen: zorgen voor aanmaak regeleiwitten
  • regeleiwitten zorgen voor aan/uitzetten van genen --> blijven zitten bij mitose en celdeling

Slide 14 - Slide

stamcellen 
stamcellen: 
  • kunnen nog differentiëren en specialiseren
  • hieruit kunnen verschillende typen cellen ontstaan 

     totipotent     - pluripotent -   multipotent - unipotent stamcel 
= embryonaal  - embryonaal - volwassen     - volwassen stamcel 
uit  zygote         - navelstreng  - beenmerg     - huid 

Slide 15 - Slide

totipotent
pluripotent
multipotent
unipotent

Slide 16 - Slide