Rekenen D1 Paragraaf 1.7

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 8
1 / 35
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 8

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Hoofdstuk 1 Grootheden en eenheden
Paragraaf 1.7 Vuistregels en formules

Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Wat gaan we doen?
Starten
Opstarten van de les
Kennis activeren
Uitleg par. 1.7 Vuistregels en formules
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 1.7
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 1.7
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen
Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
Introductie
Par. 1.1
Par. 1.2
Par. 1.3
Par. 1.4
Par. 1.5
Par. 1.6
Par. 1.7
TOETS
Nabespreken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Volgende week is het toetsweek!
We ronden ieder domein af met een verplichte toets in LessonUp. De toets duurt ongeveer 45 minuten. Voor de toets krijg je een cijfer. Dat cijfer geeft je een beeld van hoe goed je de lesstof van dit domein beheerst. De bevraging in de toets lijkt verder op die van het examen rekenen nieuwe stijl. Je slaat dus eigenlijk twee vliegen in één klap. Je vakdocent zal je toets beoordelen en die voorzien van een cijfer én persoonlijke feedback.





High score*
Studenten van de vorige lichting beoordeelden de persoonlijke feedback van de docent met een 8,3.
*resultaten zijn gebaseerd op een online onderzoek onder 64 studenten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Wanneer kan je de toets maken?
De domeintoets wordt 24 uur vóór de start van de normale lestijd in LessonUp geopend. Je hebt dus een dag de tijd om de toets te maken. En je kan er dus ook ´s avonds aan werken. De les van volgende week vervalt; die tijd gebruikt de vakdocent om je toets te beoordelen. 


High score*
Studenten van de vorige lichting beoordeelden de verruimde toetstijden met een 7,9.
*resultaten zijn gebaseerd op een online onderzoek onder 64 studenten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


Hoe reken je in de praktijk?
Fatma werkt als persoonlijk begeleider bij de Gemeente Vlaardingen. Ze begeleidt daar tienermoeders. Een van haar cliënten is Delila. Ze is 17 jaar en net moeder geworden van baby Jayden. Hij weegt 4250 g en krijgt zes flesvoedingen per dag. 

Een baby heeft dagelijks 150 ml melk per kilogram lichaamsgewicht nodig. Die hoeveelheid melk wordt verdeeld over de zes voedingen.

Maak een berekening van hoeveel milliliter melk Jayden in totaal én per voeding krijgt. Geef je antwoorden in hele getallen.

timer
5:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions





Hoeveel milliliter melk krijgt Jayden in totaal per dag?
A
637,5 ml
B
638 ml
C
6375 ml
D
6380 ml

Slide 7 - Quiz

4250 g : 1000 = 4,25 kg 
4,25 kg x 150 ml = 637,5 ml = 638 ml




Hoeveel milliliter melk krijgt Jayden per voeding?
A
106 ml
B
106,25 ml
C
106,3 ml
D
1063 ml

Slide 8 - Quiz

637,5 ml : 6 = 106,25 = 106 ml

Paragraaf 1.7 Vuistregels en formules

Leerdoelen


  • Ik herken formules als vuistregel of als rekenregel.
  • Ik kan met formules en vuistregels verbanden beschrijven.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions




Een man met een lengte van 1 meter 71 en een gewicht
van 90 kilogram...
A
heeft ondergewicht.
B
heeft een gezond gewicht.
C
heeft overgewicht.
D
Ik weet het niet.

Slide 10 - Quiz

De vuistregel voor een gezond gewicht is de lichaamslengte in cm - 100.

171 - 100 = 71 kg.

Deze man heeft overgewicht. 



Een vrouw met een lengte van 1 meter 62 en een gewicht
van 50 kilogram...
A
heeft ondergewicht.
B
heeft een gezond gewicht
C
heeft overgewicht.
D
Ik weet het niet.

Slide 11 - Quiz

De vuistregel voor een gezond gewicht is de lichaamslengte in cm - 100.

162 - 100 = 62 kg.

Deze vrouw heeft ondergewicht. 

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten in de planning.
  • Lever de gemaakte opdrachten in.
  • Meld je voor de examenopdracht.
 

Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 12 - Slide

83737 dinsdag
13922 donderdag
77688 vrijdag
timer
5:00
Pauze

Slide 13 - Slide

This item has no instructions


Aan het werk via de basisroute
Tijdens de basisroute behandelen we alle lesstof die wordt getoetst bij het examen rekenen. We herhalen daarnaast een deel van de basisvaardigheden. Deze week behandelen we de lesstof over verhoudingstabellen met tussenstap (22), en het metriek stelsel (23).

Slide 14 - Slide

This item has no instructions


22 Verhoudingstabellen met tussenstap

Leerdoelen


  • Ik kan rekenen met verhoudingstabellen met een tussenstap.



Slide 15 - Slide

This item has no instructions





Wat is een logische tussenstap?
gewicht in g
      250
       ?
     625
bedrag in €
     3,50
    1,75
     8,75
A
10
B
75
C
100
D
125

Slide 16 - Quiz

250 en 625 kan je allebei niet gemakkelijk delen door 10, 75 en 100, maar wel door 125. 

125 is daarom een logische tussenstap. 






Wat is een logische tussenstap?
aantal
       36
       ?
       24
bedrag in €
        9
       ?
        6
A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 17 - Quiz

36 en 24 kan je allebei niet gemakkelijk delen door 9, 10 en 11. 

12 is daarom een logische tussenstap.
Het bedrag is euro´s is 3.






Hoeveel gram zalm heeft Chris nodig voor 7 personen?
aantal personen
       4
       ?
      7
zalm in g
     500
       ?
      ?
A
625 gram
B
750 gram
C
875 gram
D
1000 gram

Slide 18 - Quiz

4 personen = 500 gram zalm

1 persoon = 500 : 4 = 125 gram zalm

7 personen = 7 x 125 = 875 gram zalm

23 Metriek stelsel (2)

Leerdoelen

  • Ik kan de maten voor de grootheid oppervlakte omzetten.
  • Ik kan de maten voor de grootheid inhoud omzetten.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions





4,8 dm2 + 3,5 cm2 =


A
8,3 cm2
B
51,5 cm2
C
83 cm2
D
483,5 cm2

Slide 20 - Quiz

4,8 dm2 x 100 = 480 + 3,5 = 483,5 cm2




2,5 dm2 + 3,5 cm2 + 140 mm2 =


A
200 mm2
B
740 mm2
C
25175 mm2
D
25490 mm2

Slide 21 - Quiz

2,5 dm2 x 100 x 100 = 25 000 mm2
3,5 cm2 x 100 = 350 mm2

25000 + 350 + 140 = 25 490 mm2




625 m3 =


A
625000 dm3
B
62500 dm3
C
625 dm3
D
62,5 dm3

Slide 22 - Quiz

625 x 1000 = 625000 dm3




625 dm3 =


A
625000 liter
B
62500 liter
C
625 liter
D
62,5 liter

Slide 23 - Quiz

625 dm3 = 625 liter
timer
5:00
Pauze

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 1.7 Vuistregels en formules

Leerdoelen


  • Ik herken formules als vuistregel of als rekenregel.
  • Ik kan met formules en vuistregels verbanden beschrijven.



Slide 25 - Slide

This item has no instructions


Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak minimaal vier online opdrachten.
  • Meld je op tijd voor de nabespreking.
 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions





2a. Hoeveel liter water moet er in dit aquarium zitten?
A
80 liter
B
84 liter
C
88 liter
D
92 liter

Slide 27 - Quiz

2 baarsjes van 4 cm = 2 x 4 cm = 8 liter
3 vorens van 12 cm = 3 x 12 cm = 36 liter
2 windes van 8 cm = 2 x 8 cm = 16 liter
3 elritsen van 8 cm = 3 x 8 cm = 24 liter

8 + 36 + 16 + 24 = 84 liter




2b. Hoeveel vissen van 5 cm mag Dirk houden?
A
18 vissen
B
22 vissen
C
24 vissen
D
26 vissen

Slide 28 - Quiz

110 dm3 = 110 liter : 5 = 22 vissen.




3a. Hoeveel watt heeft Ilhami nodig?
A
4800 watt
B
5000 watt
C
5200 watt
D
5400 watt

Slide 29 - Quiz

6 x 5 x 2,4 = 72 m3 x 75 = 5400 watt




3a. Heeft Ilhami genoeg aan twee verwarmingspanelen?
A
Nee, hij komt 700 watt tekort.
B
Nee, hij komt 1400 watt tekort.
C
Ja, hij heeft 700 watt over.
D
Ja, hij heeft 1400 watt over.

Slide 30 - Quiz

Ilhami heeft 5400 watt nodig.
Hij heeft 2 panelen van 2000 watt.

4000 - 5400 = - 1400
timer
5:00
Pauze

Slide 31 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 1.7 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions


Examenopdracht
Als een chauffeur op de rem trapt, staat een
auto niet gelijk stil. Deze rijdt nog een aantal
meter door. Die afstand noem je de remweg.

a. Bereken de remweg van een auto die 50
    kilometer per uur rijdt.

b. De remweg van een auto is 108 meter.
    Bereken de snelheid van de auto.
timer
10:00

Slide 33 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht 14a 
50 km/h : 10 = 5 x 5 = 25 x 0,75 = 18,75 meter

Opdracht 14b

1. ... km/h : 10 = ... x ... = ... x 0,75 = 108 meter
2. ... km/h : 10 = ... x ... = [144 x 0,75 = 108] meter
3. ... km/h : 10 = [12 x 12 = 144] x 0,75 = 108 meter
4. [120 km/h : 10 = 12] x 12 = 144 x 0,75 = 108 meter

120 km/h : 10 = 12 x 12 = 144 x 0,75 = 108 meter 







Slide 34 - Slide

108 is 3/4 van ?, dus deel je 108 door 3 en vermenigvuldig je de uitkomst met 4.

Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen
  • Ik herken formules als vuistregel of als rekenregel.
  • Ik kan met formules en vuistregels verbanden beschrijven. 

Volgende week
Domein 1

Slide 35 - Slide

This item has no instructions