WW-spelling (herhaling vt)

Spelling 2.8
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling 2.8

Slide 1 - Slide

DEZE WEEK
MAANDAG

DINSDAG

DONDERDAG 1 
HERHALEN EN OEFENTOETS
DONDERDAG 2 SO
Leerdoel
Na vandaag weet je hoe je de verleden tijd van werkwoorden spelt

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 3 - Mind map

Is het werkwoord sterk of zwak?
sterk
zwak
ademen
draaien
drijven
lopen
rijden
schreeuwen
fietsen
zwemmen

Slide 4 - Drag question

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD
STERK

Sterke werkwoorden doe je uit je hoofd

bieden - boden
rijden - reden
slapen - sliepen

Slide 5 - Slide

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD
ZWAK

Verandert niet van klank
Eindigt op -de(n) of -te(n)

vluchten- vluchtten
werk - werkte

Slide 6 - Slide

PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD
1 Haal -en van het hele werkwoord af
2 Zit de laatste letter (aan het eind van het woord) in 'T eXKoFSCHiP?
3 JA = te(n)
   NEE= de(n)
ZWAK

Slide 7 - Slide

PVVT
Sander (rennen) vorige week ook erg hard.
A
rente
B
rende
C
renten
D
renden

Slide 8 - Quiz

PVVT
De moeder
(verwennen) de kinderen te veel.
A
verwente
B
verwenten
C
verwende
D
verwenden

Slide 9 - Quiz

PVVT
De kleine jongen
(zwemmen) gisteren al zonder bandjes.
A
zemde
B
zwemden
C
zwommen
D
zwom

Slide 10 - Quiz

Bladzijde 131 
paragraaf 2.8

Slide 11 - Slide

Tot de volgende keer!
AAN HET WERK
Bladzijde 131
Maken: opdracht 3 en 4
Tijd: 10 minuten
Hoe: zelfstandig

Slide 12 - Slide

De kinderen
 (maken) heel lieve knutselwerken voor hun moeder.

Slide 13 - Slide

PVVT
De politieagent
 (vermoeden) dat er sprake was van een misdrijf.

Slide 14 - Slide

PVVT
Niemand
 (willen) nog met hem mee naar het spookhuis.

Slide 15 - Slide