Praktische economie herhalen module 1 toetsprep V4

§ 2.1, 2.2 herhaling en §2.3  VWO
Kernprincipes:
1) Schaarste (dwingt te kiezen tussen alternatieven)
2) Alternatief aanwendbaar -> je kiest voor de optie met de hoogste nettobaten (baten-kosten)
3) Budgetlijn: alle productcombinaties die je kunt
 kopen van een gegeven budget




1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

§ 2.1, 2.2 herhaling en §2.3  VWO
Kernprincipes:
1) Schaarste (dwingt te kiezen tussen alternatieven)
2) Alternatief aanwendbaar -> je kiest voor de optie met de hoogste nettobaten (baten-kosten)
3) Budgetlijn: alle productcombinaties die je kunt
 kopen van een gegeven budget




Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waarom maak je keuzes?
Schaarste: als er productiemiddelen moeten worden opgeofferd om het product voort te brengen. 

Schaarste ontstaat doordat we aan de ene kant oneindig veel behoeften hebben. Om goederen te produceren zijn productiemiddelen nodig. Die zijn niet onbeperkt plus alternatief aanwendbaar. 

Slide 2 - Slide

Wat kun je met de boom:
schaduw, uitzicht, tafel maken met stoelen, brandhout, etc
De kern van economie: schaarste

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Belangrijkste begrippen in quizlet
scan de code en oefen thuis

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Kosten en Baten
Wat is de beste aanwendingsrichting van een middel?
1. mogelijkheden: oppassen,concert, netflixen thuis

welke baten per aanwending:
1) oppassen € 30,- (inkomen)
2) concert € 60,- (jouw waarde, geen inkomen)
3) netflixen: € 15 (jouw waarde, geen inkomen)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kosten en Baten
Wat is de beste aanwendingsrichting van een middel?
1. mogelijkheden: oppassen,concert, netflixen thuis

welke kosten per aanwending:
1) oppassen € 10,- (jouw waardering voor ongemak)
2) concert € 50,- (kosten van het kaartje, geld)
3) netflixen: € 0 (jouw waarde, geen inkomen)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Nettobaten
baten (incl waarde) - kosten (incl waarde ongemak) 
baten/waardering
kosten/ongemak
netto baten
oppas
€ 30
€ 10
€20
concert
€ 60
€ 50
€ 10
Netflix
€ 15
€ 0
€ 15

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

opofferingskosten
de gemiste nettobaten van het beste, niet gekozen alternatief
baten/waardering
kosten/ongemak
netto baten
opofferingskosten
gecorrigeerde baten
oppas
€ 30
€ 10
€ 20
€ 15
€ 5
concert
€ 60
€ 50
€ 10
€ 20
€ - 10
Netflix
€ 15
€ 0
€ 15
€ 20
€ -5

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vergelijking Budgetlijn 
B = (P1 × Q1) + (P2 × Q2)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

budgetlijn en werken vs vrije tijd
1) informatie voor tekenen budgetlijn
op de y-as staat uurloon x 24 uur 

op de x-as staat 24 uur

Teken budgetlijn bij salaris van € 25

Je kunt echter geen 24 uur werken. De tekst geeft dan 
12 uur bijvoorbeeld

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met budgetlijn: 24 uur
Antwoord:
a) € € 25 (is loon per uur) x 24 uur = 600
Budgetlijn: zie grafiek (alle uren werken: 24 uur x € 25 = € 600)
0 uur werken is 24 uur vrije tijd (zie budgetlijn 5) 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met budgetlijn: 24 uur
Antwoord:
a) € € 25 (is loon per uur) x 24 uur = 600
Budgetlijn: zie grafiek (alle uren werken: 24 uur x € 25 = € 600)
0 uur werken is 24 uur vrije tijd (zie budgetlijn 5) 

c) Teken in dezelfde grafiek een tweede budgetlijn die ontstaat 
door een loonsverhoging naar €30. (zie grafiek 6)


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met budgetlijn: 24 uur
Antwoord:

d) Je wilt minimaal 12 uur vrije tijd, hoeveel kun je max 
verdienen? 12 x € 25
e) Wat zijn hierbij de opofferingskosten?
Om € 360 te verdienen, moet je 12 uur werken (€360 : €30= 12 uur). 
Je offert dus 12 uur vrije tijd op

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke begrippen bij ruil
Autarkie: economie zonder ruil
Eigendom (eigendomsrechten)
Voorwaarden voor ruil: de ruilverhouding moet voor beide partijen aantrekkelijk zijn
Transactie kosten beïnvloeden de ruilverhouding
Instituties kunnen transactiekosten verlagen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

§ 2.3 Ruil, scholing en specialisatie
Waarom is specialisatie goed voor de economie? 
Wie moet zich waarin specialiseren? --> comparatief kostenvoordeel

Kernwoorden:
- arbeidsproductiviteit
- specialisatie / arbeidsdeling


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Dus naast specialisatie hebben we ook arbeidsdeling. Hierdoor neemt de arbeidsproductiviteit ook toe.
Arbeidsdeling is de taak opdelen in deeltaken (zie filmpje volgend slide). 

zo wordt de burger flipper steeds handiger en sneller --> arbeidsproductiteit neemt toe. 
ook door gebruik van machines neemt arbeidsproductiviteit toe 

Arbeidsproductiviteit = productie per gewerkt uur. 
hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe hoger het loon

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Oefenen met arbeidsproductiviteit
Twee fastfoodketens, Mekkie en King, bereiden hamburgers in hun restaurants. De arbeidsproductiviteit is een maatstaf voor hoe efficiënt de werknemers van een bedrijf hamburgers kunnen bereiden. Arbeidsproductiviteit wordt berekend als het aantal geproduceerde hamburgers per werknemer per uur.
Gegevens:
Bij Mekkie werken er 5 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 800 hamburgers per shift.
Bij King werken er 6 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 1200 hamburgers per shift.
a) Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer per uur bij Mekkie en ook voor King

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met arbeidsproductiviteit
Bij Mekkie werken er 5 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 800 hamburgers per shift.
Bij King werken er 6 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 1200 hamburgers per shift.
a) Bereken de arbeidsproductiviteit per uur bij Mekkie en ook voor King



Mekkie: 800 : (5 x 8 =) 40 = 20 
King: 1200 : (6x8 =) 48 uur = 25 


 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met arbeidsproductiviteit
Bij Mekkie werken er 5 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 800 hamburgers per shift.
Bij King werken er 6 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 1200 hamburgers per shift.

Omdat de arbeidsproductiviteit bij King hoger ligt dan bij Mekkie, verdienen de medewerkers bij King 5% meer dan de medewerkers bij Mekkie. Het uurloon bij King is 16,80
Arbeidsproductiviteit: Mekkie: 800 : (5 x 8 =) 40 = 20
King: 1200 : (6x8 =) 48 uur = 25 

B) Bereken de loonkosten per hamburger voor Mekkie en voor King



 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

B) Bereken de loonkosten per hamburger voor King
Bij Mekkie werken er 5 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 800 hamburgers per shift.
Bij King werken er 6 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 1200 hamburgers per shift.
Omdat de arbeidsproductiviteit bij King hoger ligt dan bij Mekkie, verdienen de medewerkers bij King 5% meer dan de medewerkers bij Mekkie. Het uurloon bij King is €16,80
Arbeidsproductiviteit: Mekkie: 800 : (5 x 8 =) 40 = 20
King: 1200 : (6x8 =) 48 uur = 25 

Antwoord: totale uren voor 1200 hamburgers bij King: 6 x 8 uur = 48 uur x €16,80 = totale loonkosten €806,40. Dit delen door de 1200 hamburgers = €0,67 loonkosten per hamburger





 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

B) Bereken de loonkosten per hamburger voor Mekkie
Bij Mekkie werken er 5 werknemers in een shift van 8 uur. Ze bereiden samen 800 hamburgers per shift.
Omdat de arbeidsproductiviteit bij King hoger ligt dan bij Mekkie, verdienen de medewerkers bij King 5% meer dan de medewerkers bij Mekkie. Het uurloon bij King is €16,80
Arbeidsproductiviteit: Mekkie: 800 : (5 x 8 =) 40 = 20
King: 1200 : (6x8 =) 48 uur = 25 

Antwoord: uurloon bij Mekkie = €16,80 : 105 x 100 = €16 per uur.
Totale uren voor 800 hamburgers bij Mekkie: 5 x 8 uur = 40 uur x €16 = totale loonkosten €640. Dit delen door de 800 hamburgers = €0,80 (loonkosten) per hamburger





 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

comparatief voordeel

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

3.1 functies van geld herkennen
en te vergelijken
Ruilmiddel.            rekenmiddel.          oppotmiddel

Slide 24 - Slide

This item has no instructions







Chartaal geld:

het tastbare geld:
munten en biljetten






Giraal geld
onzichtbare geld: 
geld op je betaalrekening
Twee soorten geld:

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke geldhoeveelheid: 
geld in handen van publiek (M1)
Chartaal geld (in de kluis) bij banken hoor NIET bij de maatschappelijke geldhoeveelheid (spaartegoeden ook niet)
geld bij bedrijven WEL

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Waarde van geld
  • Nominale waarde:
     de waarde die op het geld staat.
  • Intrinsieke waarde: 
     de materiaalwaarde van het geld.
  • Reele  waarde: koopkracht van geld
  • Externe waarde = wisselkoers: waarde ten opzicht van munten andere landen

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

2 soorten procentrekenen
1) Het prijs is 3% gestegen en is nu €14,50. Wat was de prijs voor de stijging?

  • De nieuwe prijs is nu 103% (dus terugrekenen naar 100%)
  • --> 14,50: 103 x 100 = 14,0776699 dus € 14,08

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

2 soorten procentrekenen
2)  15 % van je totale geldbezit zit in je portemonnee. In je portemonnee zit € 110 aan eurobriefjes en munten
a) Hoeveel geld bezit je totaal?

  • € 110 is dus 15%. je moet rekenen naar 100%
  • --> €110: 15 x 100 = € 733,33 (rond af op 2 decimalen!)
  • b) Hoeveel is je girale geldhoeveelheid?
  • 733,33 x 85% ofwel 733,33 x 85/100 = 733,33 x 0,85 = € 623,33

Slide 29 - Slide

This item has no instructions