Vragen

Organen en cellen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Organen en cellen

Slide 1 - Slide

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Probleemstelling
Onderzoeksvraag
Verwachting
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 2 - Drag question


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 3 - Quiz


Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 4 - Quiz


Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 5 - Quiz

Vacuole
Celwand
Celkern
Cytoplasma

Slide 6 - Drag question

Bladgroenkorrel
Vacuole
Celwand
Celkern
Cytoplasma

Slide 7 - Drag question

Dierlijke cel
Plantaardige cel
Beide
Celmembraan
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrels
Vacuole
Cytoplasma

Slide 8 - Drag question

Wat is een orgaanstelsel?
A
Organen die samenwerken aan dezelfde taak.
B
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
C
Onderdeel van een organisme.
D
Een deel van een organisme met een eigen taak.

Slide 9 - Quiz


nummer 2?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 10 - Quiz


nummer 5?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 11 - Quiz


nummer 10?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 12 - Quiz


nummer 6?
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 13 - Quiz

Kleinste

Grootste
Zet de woorden en afbeeldingen
in de goede volgorde, van klein naar groot.
weefsel
organisme
orgaanstelsel
orgaan
cel

Slide 14 - Drag question

Wat is een orgaanstelsel?
A
Organen die samenwerken aan dezelfde taak.
B
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
C
Onderdeel van een organisme.
D
Een deel van een organisme met een eigen taak.

Slide 15 - Quiz


nummer 2?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 16 - Quiz


nummer 5?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 17 - Quiz


nummer 10?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 18 - Quiz


nummer 6?
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 19 - Quiz

Kleinste

Grootste
Zet de woorden en afbeeldingen
in de goede volgorde, van klein naar groot.
weefsel
organisme
orgaanstelsel
orgaan
cel

Slide 20 - Drag question


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 21 - Quiz


Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 22 - Quiz


Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 23 - Quiz

Lesdoelen
-Ik ken de onderdelen van de microscoop
-Ik kan delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en hun functies

Tip: maak onder de les aantekeningen

Slide 24 - Slide

Loep
Een loep is een vergrootglas.
Je kunt het best een loep gebruiken die ongeveer 10 keer vergroot.

Je moet de loep dichtbij je oog houden. Het voorwerp waar je naar kijkt, moet je naar de loep toe brengen tot je een scherp beeld ziet.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Aan het werk
Maak basisstof 1.3 opdracht 1, 4, 7, 8 (digitaal)

Oefen:https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Microscoop/microscoopoefenen.htm

10 minuten







Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Slide

Functies
Celplasma/ Cytoplasma = water met opgeloste stoffen


Celmembraan = buitenste laagje om het cytoplasma/ zorgt dat de stoffen van en naar het bloed kunnen gaan

Celkern = regelt alles wat er in een cel gebeurt.


Slide 33 - Slide

Functies
Vacuole = blaasje gevuld met vocht


Bladgroenkorrel = Zorgen voor de groene kleur + Fotosynthese: maakt eten voor de plant

Celwand = Stevig laagje om de plantencel


Slide 34 - Slide

Aan het werk
Maak basisstof 1.4 opdracht 1, 2, 4, 5, 6, 9 (digitaal)

Oefen:https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Microscoop/microscoopoefenen.htm

10 minuten







Slide 35 - Slide

De microscoop

oculair = een ooglens, vergroot 10x
tubus = houder van het oculair
revolver = draaibaar magazijn voor de objectieven
objectief = lens in de revolver. Vergroten 4x, 10x en 40x
tafel = hierop ligt het preparaat
statief = hieraan houdt je de microscoop vast bij vervoeren
stelschroef = hiermee stel je het beeld scherp. Er is een grote stelschroef en een fijne stelschroef.
lamp = lichtbron
diafragma = hiermee regel je de hoeveel licht
voet = hierop staat de microscoop

Slide 36 - Slide

Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?
A
diafragma
B
objectief
C
oculair
D
revolver

Slide 37 - Quiz

revolver
objectief
oculair
tubus
draaibaar magazijn
houder van het oculair
ooglens, vergroot 10x
lens, vergroot 4x, 10x en 40x

Slide 38 - Drag question

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 39 - Quiz

Met welk onderdeel van de microscoop stel je het beeld scherp?

Slide 40 - Mind map

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Link

Lesdoelen
-Ik kan werken met een loep en een microscoop
-Ik kan een preparaat maken

Tip: maak onder de les aantekeningen

Slide 43 - Slide