carta informal| jezelf voorstellen
Conectores y más /verbindingswoorden
y = en
también = ook
con = met
en = in
pero = maar
a = naar
vergeet , (de komma) niet
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3
This lesson contains 25 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Conectores y más /verbindingswoorden
y = en
también = ook
con = met
en = in
pero = maar
a = naar
vergeet , (de komma) niet
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Nombre
Me llamo...... (llamarse)
Ik heet......
Soy.......... (ser)
Ik ben.........
Mi nombre es .......
Mijn naam is.............
Slide 4 - Slide
Edad
Tengo (Tener) ..(13).... años.
Ik ben.......
(Ik heb...... jaar)
Slide 5 - Slide
Getallen in het Spaans
In het kort de getallen 30-99 worden als volg gevormd. Samenstellingen: je plakt het getal aan het tiental met een "y". Bijvoorbeeld: treinta y dos (32)
31- treinta y uno
32 - treinta y dos
33 - treinta y tres
40 - cuarenta
41 - cuarenta y uno
42 - cuarenta y dos
50 - cincuenta
51 - cincuenta y uno
etc.
Getallen 0-29 hebben een onregelmatige vorm. Zie onderstaande afbeelding.
Slide 6 - Slide
Residencia
Vivo en La Haya en Los Países Bajos
Het verschil tussen Los Países Bajos en Holanda
Los Países Bajos = Nederland (het hele land/12 provincies)
Holanda = de provincies noord en zuid-holland
Slide 7 - Slide
Nacionalidad /Nationaliteit
Soy (ser) _________
Nací en Holanda, así que soy holandés/a
Nací en Curazao, pero mi nacionalidad es holandesa.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Landen
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Aficciones
Voorbeeld:
Me gusta viajar
Me gusta bailar, nadar y salir con amigos.
gamen= jugar videojuegos
Slide 12 - Slide
,
Slide 13 - Slide
Aficciones
Voorbeeld:
Me gusta viajar
Me gusta bailar, nadar y salir con amigos.
Slide 14 - Slide
Praat je over iemand anders?
Slide 15 - Slide
Zegt dat je met iemand woont
- Vivo con = Ik woon met
Slide 16 - Slide
Nombre
Hier gebruik je de derde
persoonsvorm van het werk-
woord llamarse, dus él/ella.
Mi madre se llama'
Slide 17 - Slide
Edad
Tiene (Tener) ..(13).... años. Los números
hij/zij ben....... 30- treina
(Ik heb...... jaar) 35- treinta y cinco
40- cuarenta
50- cincuenta
53- cincuenta y tres
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Residencia
____ (3de persoon) en La Haya
Slide 20 - Slide
Nacionalidad /Nationaliteit
Es (ser) _________
(3de persoonsvorm) en Holanda, así que soy holandés/holandesa
Nació en Aruba, pero su nacionalidad es holandesa.
Slide 21 - Slide
om te zeggen wat iemand anders leuk vindt
gebruik je 3de persoonsvorm van het werkwoord gustar.
Slide 22 - Slide
Aficciones
Slide 23 - Slide
Iets negatief en positief van Nederland
Me gusta - ik vind het leuk/ik houd van
No me gusta - ik vind het niet leuk
No entiendo cómo - ik snap het niet hoeMe parece (adjetivo) que - ik vind het ....dat
Slide 24 - Slide
Lista de adjetivos
Unico - uniek diferente - anders
aburrido - saai. bonito - mooinegativo - negatief genial - geweldig
horrible - vreselijk. bien -goed
malo - slecht. tranquilo - rustig
Bijvoorbeeld: me gusta el clima de Los Países bajo, porque
ik houd van het weer van Nederland, omdat
