1. Maak een zin met de volgende zinsdelen- ow - pv - lv - wg
Het meisje gaat een tekst schrijven
2. Voeg een bijwoordelijke en bijvoeglijke bepaling toe aan de zin
- De vriendinnen gaan naar huis
- De gezellige vriendinnen gaan morgen naar huis
3. Maak een zin met de volgende woordsoorten
- lw - bvw - zn - ww - ww
Het kleine kind gaat zwemmen