H2L10 - Grammatica zinsdelen 2.7 - Neven- en onderschikking - 2THG - Vrijdag

Nevenschikking en onderschikking
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nevenschikking en onderschikking

Slide 1 - Slide

Soorten zinnen
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
- Eén persoonsvorm
- Twee persoonsvormen (of meer) 
- Voegwoord
De man eet een taart. 
De man eet een taart en de man drinkt koffie. 

Slide 2 - Slide

Samengestelde zin
1. Hoofdzin + hoofdzin


Voegwoorden: 
want, maar, en, of, dus
2. Hoofdzin + bijzin 


Voegwoorden:
omdat, toen, sinds, dat

Slide 3 - Slide

Samengestelde zin
1. Hoofdzin + hoofdzin

Voegwoorden: 
want, maar, en, of, dus
2. Hoofdzin + bijzin 

Voegwoorden:
omdat, toen, sinds, dat
De man eet een taart en de man drinkt een kop koffie. 
De man eet een taart omdat hij honger heeft

Slide 4 - Slide

Hoofd- en bijzin
Hoofdzin
Bijzin
Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar, er kunnen geen woorden tussen
Er kunnen woorden tussen het onderwerp en de persoonsvorm
De zin is 'los' compleet
De zin is 'los' niet compleet
De zin heeft geen andere zin nodig
De zin heeft een hoofdzin nodig 

Slide 5 - Slide

Nevenschikking
Hoofdzin + hoofdzin
De man eet een taart en de vrouw eet een plak cake. 

- Voegwoorden: en, want, maar, of, dus
- Voegwoord kan weggelaten worden
- Dan houd je twee correcte zinnen over 
- Niks tussen persoonsvorm en onderwerp 

Slide 6 - Slide

Onderschikking
Hoofdzin + bijzin
De man eet een taart, terwijl de vrouw een plak cake eet

- Voegwoorden: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl 
- Voegwoord kan niet weggelaten worden 
- Er kunnen in de bijzin woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp 

Slide 7 - Slide

Samengestelde zin
Hoofdzin + hoofdzin = nevenschikkend (neven = hetzelfde)

Hoofdzin + bijzin = onderschikkend

Slide 8 - Slide

Conclusie
  1. Kan je het voegwoord weglaten? Ja > hoofdzin + hoofdzin (nevenschikkend)
  2. Kan je in één van de twee zinnen woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp inzetten? Ja > hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin (onderschikkend) 

Slide 9 - Slide

Anders uitgelegd: Nevenschikking of onderschikking?
Het is eigenlijk heel simpel:
Twee hoofdzinnen = nevenschikking
Hoofdzin en bijzin of bijzin en hoofdzin = onderschikking
Hierbij horen voegwoorden.
Want, maar, en, of en dus = nevenschikking
Omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl = onderschikking
Als je echter weet of het hz-hz of hz-bz is, weet je al genoeg!

Slide 10 - Slide

Hoe is deze zin samengesteld?
"Zullen we eerst de oefeningen maken of wil je eerst de theorie lezen?"
A
HZ-HZ
B
HZ-BZ
C
BZ-HZ

Slide 11 - Quiz

Hoe is deze zin samengesteld?
"Mijn vader vroeg of hij mijn auto mocht lenen."
A
HZ-HZ
B
HZ-BZ
C
BZ-HZ

Slide 12 - Quiz

Nevenschikking of onderschikking?
"Zullen we eerst de oefeningen maken of wil je eerst de theorie lezen?"
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 13 - Quiz

"Mijn vader vroeg of hij mijn auto mocht lenen."
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 14 - Quiz