werkwoordsvormen

1 / 7
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 7 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Spelling van werkwoordsvormen
1. Persoonsvorm (t.t. en v.t.)
2. Voltooid deelwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Wat is fout gespeld? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
De gelope race
B
De vergroote foto
C
Wordt je vader morgen 50?
D
Ik ben gisteren verhuist.

Slide 4 - Quiz

1. Persoonsvorm (t.t.)
Ik = ik-vorm                                   Ik word
Jij = ik-vorm + T                          Jij wordt / word jij
Hij/zij/het = ik-vorm + T          Hij wordt
Wij/jullie/zij = wij-vorm           Wij worden

Vind je dit lastig om te onthouden? Gebruik 'lopen'.

Slide 5 - Slide

1. Persoonsvorm (v.t.)
Volg bij zwakke werkwoorden de volgende stappen:
  1. Wat is de laatste letter (medeklinker) van de stam?
  2. Zit deze wel in 't ex Kofschip       --> +te(n)
  3. Zit deze niet in 't ex Kofschip      --> +de(n)
  4. Schrijf vervolgens de ik-vorm en plak daar de juiste uitgang achter. Bijvoorbeeld: ik antwoordde

Slide 6 - Slide

Ga nu zelf 25 minuten aan de slag met opdracht 1, 2, 6, 9, 15, 17, 21 en 22 als voorbereiding op de toets van woensdag.
timer
25:00

Slide 7 - Slide