4M H2 2.2

1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Noteer hier minimaal 3 woorden waar je aan denkt bij migratie

Slide 3 - Mind map

Aantekeningen in je schrift:  
Paragraaf 2.2
Migratie = verhuizen van de ene plek naar de andere.
Migratie kan buitenlands zijn (emigratie of immigratie) of binnen een land. 
  • Emigratie = 
  • Immigratie =


Slide 4 - Slide

Aantekeningen in je schrift
Migratie kan ook binnenlands zijn: 
*Als je verhuist van een landelijk gebied naar de stad noem je dat .....(zoek op in 2.1)......
*Als je verhuist vanuit de stad naar een rustige plek net buiten de stad dan noem je dat  .....(zoek op in 2.1)......
*Als je vanaf net buiten de stad weer zou verhuizen naar de stad noem je de re-urbanisatie (niet in je boek!)

Slide 5 - Slide

Studenten verhuizen vanuit het oosten naar de Randstad. Hier hoort dit begrip bij:
A
urbanisatie
B
sub-urbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 6 - Quiz

Gepensioneerd stel verhuist vanuit Hillegom naar een appartement in centrum Haarlem. Hier hoort dit bij:
A
urbanisatie
B
sub-urbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 7 - Quiz

Jong stel verhuist vanuit de stad naar een huis met een tuin in een nieuwbouwwijk aan de rand van stad:
A
urbanisatie
B
sub-urbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 8 - Quiz

Bij natuurlijke bevolkingsgroei gaat het over
A
hoeveel kinderen er worden geboren
B
hoe oud de mensen gemiddeld worden
C
aantal geboortes en sterftes
D
hoe groot mensen gemiddeld zijn

Slide 9 - Quiz

Sociale bevolkingsgroei gaat over
A
hoe mensen ergens naar toe reizen
B
vestiging en vertrek in/uit een gebied
C
aantal geboortes en sterftes
D
verhuizen omdat de mensen aardig zijn

Slide 10 - Quiz

Aantekeningen in je schrift
Sociale bevolkingsgroei = 

Als je kijkt naar de totale wereldbevolking kan je kijken naar natuurlijke bevolkingsgroei, maar niet naar sociale bevolkingsgroei omdat ...........................(zelf aanvullen)

Slide 11 - Slide

Wat zijn verhuismotieven?
A
redenen om te verhuizen
B
iemand uit zijn huis zetten
C
moeten verhuizen vanwege renovatie
D
geld lenen om huis te kopen

Slide 12 - Quiz

Wat is geen verhuismotief?
A
In zuid Europa is het weer aantrekkelijker
B
Het huis waar ik woon heeft een grote tuin
C
In de grote stad zitten veel voorzieningen
D
Wonen op een woonboot geeft veel vrijheid.

Slide 13 - Quiz

Aantekeningen in je schrift
Verhuismotief = 
Pushfactor = ....(begrip uit 2.1).. = 
Pullfactor = ....(begrip uit 2.1).. = 

Er zijn 4 soorten verhuismotieven. Bekijk de volgende slides en noteer ze met een voorbeeld in jouw schrift.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Bekijk de vorige slide. Om welk soort verhuismotief gaat het?
A
Sociaal
B
Economisch
C
Politiek
D
Ecologisch

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Bekijk de vorige slide. Om welk soort verhuismotief gaat het?
A
Sociaal
B
Economisch
C
Politiek
D
Ecologisch

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Bekijk de vorige slide. Om welk soort verhuismotief gaat het?
A
Sociaal
B
Economisch
C
Politiek
D
Ecologisch

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Bekijk de vorige slide. Om welk soort verhuismotief gaat het?
A
Sociaal
B
Economisch
C
Politiek
D
Ecologisch

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Wat is vergrijzing?
A
Het gemiddeld ouder worden van de bevolking
B
Door het wegtrekken van jongeren stijgt de gemiddelde leeftijd

Slide 28 - Quiz

Wat is ontgroening?
A
Het gemiddeld ouder worden van de bevolking
B
Door het wegtrekken van jongeren stijgt de gemiddelde leeftijd

Slide 29 - Quiz

Aantekeningen in je schrift
Vergrijzing = 
Ontgroening = 

Slide 30 - Slide

Maak een foto('s) / screenshot('s) van jouw aantekeningen van 2.1 en upload die hier

Slide 31 - Open question

Maken in jouw WB
Maak de opdrachten van 2.2 in jouw WB

Slide 32 - Slide