B2 - de indirecte rede

B2 - de indirecte rede
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

B2 - de indirecte rede

Slide 1 - Slide

De indirecte rede (1)
Wat betekent het? Je geeft iemands woorden niet precies weer maar omschrijft wat iemand gezegd of gevraagd heeft.
Bijvoorbeeld: Jan vraagt aan Marieke of zij vandaag ook moet werken. 

Regels: 
  • De persoonsvorm en alle andere werkwoorden staan aan het eind van de zin!

  • De bijzin begint met een vraagwoord. 
- In de hoofdzin staat dan een werkwoord zoals begrijpen, vragen of vertellen
- Bij dit soort bijzinnen hoort een vraagwoordvraag (....).
Bijvoorbeeld: Jan begrijpt niet waarom de diëtiste vandaag komt. (Waarom komt de diëtiste vandaag?)

Slide 2 - Slide

De indirecte rede (2)
Regels: 
  • De bijzin begint met of
- In de hoofdzin staat een werkwoord dat laat zien dat je iets niets zeker weet, zoals vragen, weten of betwijfelen. 
- Bij dit soort zinnen hoort bij de bijzin een ja-nee-vraag (....).
Bijvoorbeeld:  Marieke betwijfelt of de diëtiste vandaag komt. (Komt de diëtiste vandaag?)

  • De bijzin begint met het woord dat.
- In de hoofdzin staat een woord dat laat zien dat je iets zeker weet zoals vertellen, bevestigen of zeggen. 
- Bij dit soort zinnen hoort bij de bijzin een bevestigende zin (....).
Bijvoorbeeld: Ze bevestigde dat de diëtiste vandaag komt.  (De diëtiste komt vandaag).

Slide 3 - Slide

Maak de zin af.
Weet jij of......?

Slide 4 - Open question

Maak de zin af.
Weet u misschien waar........?

Slide 5 - Open question

Maak de zin af.
Ze vertelde dat....

Slide 6 - Open question

Maak de zin af.
Ik vroeg wanneer......

Slide 7 - Open question

Maak de zin af.
Hij vraagt zich af of.......

Slide 8 - Open question

Maak de zin af.
Weet jij dat.......?

Slide 9 - Open question

Maak de zin af.
De dokter bevestigde dat......

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link