Present Simple - to Be

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

timer
10:00

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

I
You
He
She
It
We
You 
They
Het werkwoord 'to be' 
Am
Is
Are
Are
Are
Are
Is
Is

Slide 11 - Drag question


I ____ tired
A
is
B
are
C
am
D
have

Slide 12 - Quiz

She ____ my friend
A
to be
B
are
C
is

Slide 13 - Quiz

You _____ hungry
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 14 - Quiz

They ____ at home
A
is
B
are
C
am

Slide 15 - Quiz

Where ____ I?
A
am
B
are
C
is

Slide 16 - Quiz

Maak de ontkenning (-) met 'to be':
She ...... (to be) happy.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 17 - Open question

maak de juiste zin met to be ( +/-/?)
they / to be/ not / nice /.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 18 - Open question

maak de juiste zin met to be ( +/-/?)
they / to be/ in Dublin /?

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm van to be in ( +/-/?)
I / to be/ not / at home /.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 20 - Open question

Maak de juiste zin met 'to be' (+).
John and I ..... (to be) a couple.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vorm van to be in ( +/-/?)
he / to be / at work / ?

Niet afkorten! & let op leestekens.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

timer
10:00

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide