DISK thema 7 Ruzie Woordenschat deel 1 + taak 1

DISK thema 7 Ruzie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ISKNederlandsISK

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

DISK thema 7 Ruzie

Slide 1 - Slide

Wat ga je deze les doen?
  • De betekenis van nieuwe woorden uit thema 7 leren.
  • Zinnen maken met nieuwe woorden uit thema 7.
  • Lezen en schrijven over ruzies

Slide 2 - Slide

Wat leer je deze les?
  • Ik weet wat de nieuwe woorden van thema 7 betekenen.
  • Ik kan zinnen maken met de nieuwe woorden van thema 7. 
  • Ik weet wat het verschil is tussen een probleem en een ruzie.
  • Ik kan een tekst schrijven over een probleem of een ruzie. 

Slide 3 - Slide

Luisteren naar de nieuwe woorden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Nieuwe woorden van vandaag
  • Kijk in DISK naar de vertaling van de woorden. 
  • Weet je wat alle woorden betekenen? 







afpakken
blijven
doorgaan
gevolg, het
alleen
cijfer, het
eerder
hard
als
direct
erger
helpen
bedankt
door
gebeuren
kapot

Slide 6 - Slide

Maak een zin met het woord 'afpakken'.

Slide 7 - Mind map

Maak een zin met het woord 'direct'.

Slide 8 - Mind map

Maak een zin met het woord 'als'.

Slide 9 - Mind map

Doorgaan
Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
  • Ik ...... door.
  • Jij/U ...... door. 
  • Hij/Zij ...... door.
  • Wij/Jullie/Zij ...... door 

Slide 10 - Slide

Gebeuren
Schrijf de zin in de juiste volgorde.

gebeurde - gisteren - het ongeluk - op de hoek van de straat

Slide 11 - Slide

Nieuwe woorden van vandaag
  • Kijk in DISK naar de vertaling van deze woorden.
  • Weet je wat alle woorden betekenen?




aflopen
baby, de
chat, de
duwen
allebei
bril, de
daarna
eenvoudig
allerlei
brutaal
dom
eng
angst, de
buikpijn, de
doorlopen
ernstig

Slide 12 - Slide

Maak een zin met het woord 'aflopen'.

Slide 13 - Mind map

Maak een zin met het woord 'eng'.

Slide 14 - Mind map

Maak een zin met het woord 'daarna'.

Slide 15 - Mind map

Doorlopen
Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op.
  • Ik ...... door.
  • Jij/U ...... door. 
  • Hij/Zij ...... door.
  • Wij/Jullie/Zij ...... door 

Slide 16 - Slide

Brutaal
Schrijf de zin in de juiste volgorde.

stuurt - de docent - de brutale jongen - naar huis

 

Slide 17 - Slide

Woordenschrift
Groep roze: Tot en met het woord 'kapot'. 
Groep groen: Tot en met het woord 'ernstig'. 

1. Schrijf eerst de vertaling op. 
2. Maak daarna een Nederlandse zin met het woord.
3. Let op! Maak een zin die je begrijpt. 

WIE/WAT + WERKWOORD + TIJD + EXTRA INFORMATIE + TIJD

Slide 18 - Slide

Thema 7 taak 1

Slide 19 - Slide

Waar heb jij wel eens ruzie over gehad?

Slide 20 - Mind map

Als je een probleem hebt, heb je dan ook ruzie?

Slide 21 - Mind map

Tekst: Een probleem of een ruzie?

Slide 22 - Slide

Thema 7 taak 1

Slide 23 - Slide

Opdracht 1 

We lezen eerst het verhaal van Carl. Dit verhaal heeft nog geen einde. 

Slide 24 - Slide

Opdracht 2 

Wat denken jullie? Hoe loopt het verhaal van Carl af?

Bedenk:

  • Wat zei Yuri?
  • Wat deed hij?
  • En wat zei Carl toen?
  • En wat deed Carl toen?

Slide 25 - Slide

Opdracht 3
  • Lees eerst de situaties. 
  • Wat kan je doen in deze situaties? Wat kan je zeggen? 
  • Schrijf je reactie op. 



Slide 26 - Slide

Opdracht 4

Schrijf over een ruzie of probleem

Gebruik de volgende vragen:
  • Met wie had je ruzie of een probleem?
  • Wanneer was het?
  • Waar ging het over?
  • Wat gebeurde er allemaal?
  • Hoe eindigde de ruzie of het probleem?

Slide 27 - Slide