Jean-Paul Sartre formuleerde de basisidee van het existentialisme als l'existence précède l'essence: existentie (bestaan) gaat vooraf aan essentie (de zin van het zijn). Dit betekent dat iemand eerst op deze wereld verschijnt, dan existeert, en uiteindelijk zichzelf (zijn essentie) definieert door middel van zijn daden. Anders dan de vroegere filosofie, ontkent het existentialisme dat de essentie van iemands leven al op voorhand is bepaald (gedetermineerd) door zijn plaats in de natuur of de geschiedenis. Het is de persoon in kwestie zelf, die verantwoordelijk is voor wat zijn leven uiteindelijk zal betekenen via zijn daden en woorden. Sartre heeft zijn existentialisme vooral uiteengezet in L'être et le néant (1943) en L'existentialisme est un humanisme (1946).