75e les

1 / 47
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Aujourd'hui,  c'est le mercredi 11 mei  
Bienvenue au cours de français!

Slide 3 - Slide

AUJOURD'HUI                         Vandaag
Iedereen stil, zodat we kunnen beginnen!

  • contrôle des devoirs (huiswerkcheck)  APP 3
  • on écoute: de weg vragen en uitleg krijgen APP 4 

Bij verstoring: 1 x waarschuwen, 2e keer eruit.

Slide 4 - Slide

             Je kunt gaan naar 27 EU-landen 

Slide 5 - Slide

 ALLER - GAAN    

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste vorm van ALLER - GAAN? (tegenwoordige tijd)

Slide 7 - Slide

Tu vas où en Europe? 
Je vais en France    (à Malte, au Portugal, aux Pays Bas)
EN
l’Allemagne, l’Autriche, la Belgique, la Bulgarie, la Croatie,l’Espagne, l’Estonie, la Finlande, la France, la Grèce, la Hongrie, l’Irlande, l’Italie, la Lettonie, la Lituanie, la Pologne, la République tchèque, la Roumanie, la Slovaquie, la Slovénie et la Suède.
À       Chypre, Malte,
AU      le Danemark, le Luxembourg, le Portugal,
AUX    les Pays-Bas,   

Slide 8 - Slide

ALLER - GAAN
gebruiken om te zeggen wat je morgen gaat doen!  

  • Ik ga morgen Netflix kijken.
  • Je vais regarder Netflix demain.
  • vorm van aller  (tegenwoordige tijd) + hele werkwoord

Slide 9 - Slide

Livre p. 124
On corrige  l'exercice 8B
  • 1 allez        Gaan jullie / gaat u vaak naar het platteland?
  • 2 va            Hij gaat naar de bioscoop met zijn vriendin.
  • 3 vas          Ga je lopend naar school?
  • 4 vont       Zij gaan samen naar het restaurant.
  • 5 vais         Ik ga fietsen.
  • 6 allons      ’s Zomers gaan wij altijd naar het strand.

Slide 10 - Slide

Livre p. 124
On corrige  l'exercice 8C
  • 1 je vais
  • 2 Elle va
  • 3 Vous allez
  • 4 Zazie et Enzo vont
  • 5 tu vas
  • 6 vous allez
  • 7 Tom va expliquer
  • 8 On va manger

Slide 11 - Slide

Livre p.  142         Prononciation     les mots de APP 4
Boek                     Uitspraak 

Slide 12 - Slide

Livre p. 126-127  Tu fais les exercices 9 et 10 
Boek 
LET OP: OEFENING 9A:
Zoek woorden die nodig zijn om een weg te beschrijven
bijvoorbeeld: links, rechts etc. 
Gebruik APP 4 p. 142 of woordenlijst aan het eind van het boek. 



Iedereen aan het werk in stilte. 





timer
8:00

Slide 13 - Slide

On corrige l'exercice 9 p. 126
  • A
  • Voorbeelduitwerking:
  • à gauche, à droite, tout droit, continuer, le carrefour, le rond-point, les feux, chercher

Slide 14 - Slide

On corrige l'exercice 9 p. 126
  • B
  • De vrouw zoekt
    la cathédrale Saint-Maurice.

Slide 15 - Slide

On corrige l'exercice 10 p. 127
  • Horizontalement
  • 1 cinéma
  • 3 propre
  • 6 boulangerie
  • 7 après 
  • 8 beau 
  • Verticalement
  • 1 carrefour
  • 2 droite
  • 4 troisième
  • 5 bleu

Slide 16 - Slide

Livre p.  127        Exercice 11  A et B    (NIET C!)
Boek                      
Luister naar het alphabet in het Frans.
Onderstreep in het alfabet de letters die anders worden uitgesproken dan in het Nederlands. 

Slide 17 - Slide

Livre p.  127        On corrige Exercice 11  A et B    (NIET C!)
Boek                      
  • 6 letters/ 6 lettres
    e, g, h, j, w, y
  • we oefenen de uitspraak van deze 6 letters. 

Slide 18 - Slide

Livre p.  127-128         Exercice 12 / 1-2  en Exercice 13 /1-3 
Boek                      
Lees de vragen.
Je luistert naar dialoog 1.
Je antwoordt de vragen. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Livre p.  127-128         On corrige l'exercice 12 / 1-2  
Boek                      
  • 1 De vrouw vraagt de weg.
  • 2 Ja, want als de vrouw de beschrijving herhaalt, klopt het.

Slide 21 - Slide

Livre p.  127-128         On corrige l'exercice 13 /1-3 
Boek                      
  • 1 B
  • 2 B
  • 3 B

Slide 22 - Slide

Livre p.  127-128         Exercice 12 / 3-4  en Exercice 13 /4-6
Boek                      
Lees de vragen.
Je luistert naar dialoog 2.
Je antwoordt de vragen. 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Livre p.  127-128         On corrige l'exercice 12 / 3-4 
Boek                      
  • 3 Aurélie vraagt waar Clémence precies woont.
  • 4 Clémence beschrijft haar eigen kamer.

Slide 25 - Slide

Livre p.  127-128         On corrige l'exercice 13 / 4-6
Boek                      
  • 4 a vrai j’habite tout près d’ici
  •  b faux en face du parc
  •  c faux appartement, au troisième étage
  • 5 Haar kamer heeft uitzicht op het park. Haar kamer is groot en al haar meubels zijn wit. Ze heeft een blauwe muur met heel veel posters. Ze heeft een eigen kamer.
  • 6 ne pas = niet

Slide 26 - Slide

Livre p.  128         On fait l'exercice 14 
Boek                      

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Livre p.  128         On corrige l'exercice 14 
Boek                      
  • A
  • 1 + d
  • 2 + f
  • 3 + e
  • 4 + a

Slide 29 - Slide

Livre p.  128         On corrige l'exercice 14 
Boek                      

Slide 30 - Slide

Les devoirs      pour vendredi     13 mai
Huiswerk          voor vrijdag
1) LEER U4 APP 4 p. 142  voor vrijdag 13 mei 
2) LEER de uitspraak van het Franse alfabet. Vooral de uitspraak van de 6 letters die anders uitgesproken worden dan in het Nederlands. 
2) Oefeningen 8G p. 150  maken 

Slide 31 - Slide

Livre p. 120-122      Tu fais l' exercice 6 /1-11
Boek 




Snel klaar? Lees de tekst p. 146
timer
10:00

Slide 32 - Slide

Livre p. 120-122      Tu fais l' exercice 6 /1-11
Boek 




Snel klaar? Maak oefening 8E p. 125
timer
10:00

Slide 33 - Slide

Livre         p. 120     On corrige l'exercice 5
Boek 
1
  • a in het centrum van Parijs
  •  b aan het strand

2
  • centre-ville, Paris, grande ville, magasins tout près
  •  la plage, la mer, faire du surf, été

Slide 34 - Slide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6  1-3
Boek 
  • 1 a habiter = wonen
  •  b vivre
  • 2 a faux     J'habite au centre de Paris. J'adore ça!
  •  b vrai         Les magasins sont tout près.
  •  c faux       Pour moi, la campagne est trop calme. 
  • 3 C              J'habite au premier ètage. Ma grand-mère habite dans le même immeuble, au deuxième étage. 

Slide 35 - Slide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 4 a tegenover
  •  b op de hoek van
  • 5 a C
  •  b parce que = omdat
  • 6 A,   Plus tard, je veux habiter dans un petit village  ou à la campagne. 
  •  6D,   J'habite au-dessus du restaurant, au premier étage. 
  • 6De school is ver,   Mon collège est loin. 
  • 6de zee is haar tuin.  La mer, c'est notre jardin!

Slide 36 - Slide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 7 1 De zee is haar tuin. C'est logique: la mer, c'est notre jardin!
  • 7 2 Ze gaan surfen en interessante dingen zoeken op het strand.
    Nous allons faire de surf et nous cherchons des choses intéressantes sur la plage. 
  • 8 antwoord Nee, dat wil ze niet.  Non je ne veux pas. 
  •  reden Ze houdt niet van verkeer en het geluid in de stad.
    Je n'aime pas la circulation et le bruit. 

Slide 37 - Slide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 9 a school dichtbij / ver weg
  •   gaat lopend naar school / gaat met de bus naar school
  •   druk / rustig
  •   in de stad / aan het strand
  •   wonen in een flat / boven een restaurant
  •   in Parijs / in het zuidwesten
  •  b Ze wonen allebei op de eerste verdieping.

Slide 38 - Slide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 10 a het platteland
  •  b calme, la nature
  • 11 a je vais à pied
  •   nous allons faire du surf
  •  b je vais
  •   nous allons

Slide 39 - Slide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 12 a een nieuw groot winkelcentrum in Parijs
  •  b winkelen, uit eten, terrasje pakken
  •  c Près de mon collège, il y a un nouveau centre de shopping, il est énorme !  (regel 7-9/ Maël)
  • 13 Nee, want de restaurants sluiten op zondag om 20.00 uur, dus 20.30 uur is dan te laat.

Slide 40 - Slide

Les mots de APP 1 

Slide 41 - Slide

Les mots de APP 2

Slide 42 - Slide

Réponds à la question

Slide 43 - Slide

Faire des paires avec       APP 2 p. 141
Paren maken met    



Snel klaar?  Maak oefening 6/4-11 p. 120-122
timer
5:00

Slide 44 - Slide

Maandag : burgerschap
Gesprek met lid van Tweede Kamer tijdens Franse les
  • welke vraag wil je graag aan het lid van de Tweede kamer stellen?
  • Schrijf je vraag op. 
timer
5:00

Slide 45 - Slide

Hoe zeg je deze woorden in het Frans?
Schrijf de Franse vertaling in je schrift:
  • dol zijn op
  • een hekel hebben aan
  • houden van
  • liever hebben
  • maak een zin met : "Peter déteste .........(wiskunde)"
  • Peter déteste les maths. 

Snel klaar? Herhaal de woorden t.b.v. de repetitie. 
timer
5:00

Slide 46 - Slide

APP 3:     zelfstandig werken  
  • Exercice 8A- 6 page 91 
  • Exercice 8B      page 91 et 92
  • Exercice 8C      page 92

timer
1:00

Slide 47 - Slide