Herhaling hoofdstuk 1: Inkomen en welvaart

Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1: Inkomen en welvaart
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1: Inkomen en welvaart

Slide 1 - Slide

Welke 3 soorten inkomens zijn er?
A
Inkomen uit werk, overdracht en overheid
B
Inkomen uit arbeid, zakgeld en uitkering
C
Inkomen uit arbeid, rente en overdracht
D
Inkomen uit arbeid, bezit en overdracht

Slide 2 - Quiz

Welke van de 6 P's wordt hier gebruikt?
A
prijs
B
plaats
C
personeel
D
product

Slide 3 - Quiz

Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
Huurtoeslag
B
Zorgtoeslag
C
Loon
D
Bijstand

Slide 4 - Quiz

Wat is een voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
Als een bedrijf failliet gaat, moeten wij de openstaande kosten betalen.
B
Als een bedrijf afval dumpt in de rivier en de overheid de schoonmaakkosten hiervoor betaalt.
C
Consumenten die bezorgkosten betalen om hun pakketje te laten bezorgen.
D
Als wij iets kopen, moeten we BTW betalen.

Slide 5 - Quiz

Sleep de stelling naar het goede antwoord.
3. Waar of niet waar?
Waar
Niet waar
Het brutoloon is altijd minder dan je nettoloon. 
Je brutoloon krijg je op je rekening gestort. 
Over je brutoloon moet je belasting betalen. Wat je dan overhoudt is je nettoloon.

Slide 6 - Drag question

Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 20 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De armste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen

Slide 7 - Quiz

Wat is geen zelfvoorziening?
A
Het kopen van een frikandel broodje.
B
Het bakken van een taart.
C
Je fiets repareren.
D
Groente verbouwen in je tuin.

Slide 8 - Quiz

Zonlicht, wind, zeewater en de vrije natuur zijn voorbeelden van:
A
schaarse goederen
B
primaire behoeften
C
secundaire behoeften
D
vrije goederen

Slide 9 - Quiz

Welzijn is hetzelfde als welvaart
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Als je niet in je behoeften kunt voorzien, is je welvaart groot.
Toenemende schaarste zorgt voor minder welvaart. 
Iemand met veel welvaart kan veel consumeren.
Welvaart gaat altijd om de aanschaf van luxegoederen.

Slide 11 - Drag question

Opdracht 4: Sleep de begrippen in de juiste plek van de tekst.
- Een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
- De hoeveelheid goederen en diensten
die je met je inkomen kunt kopen.
- Het inkomen dat je in euro's verdient.
- De lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
- Je inkomen waarbij je rekening houdt met de inflatie.
- Een algemene prijsdaling van goederen en diensten.
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
inflatie
Nominaal inkomen
koopkracht
Reëel inkomen
prijscompensatie
deflatie

Slide 12 - Drag question

Aan de slag! 
Maak van de plusopdrachten van hoofdstuk 1 (blz. 30/31)
- opdracht 2, 6, 9, 12, 13 en 15


Klaar? Kijk bovenstaande opdrachten na (antwoorden op It's)

Slide 13 - Slide