This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 1 - Slide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
Ihr(e)
hun
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 2 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 3 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________ Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.
Slide 4 - Slide
Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud
Slide 5 - Quiz
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?
Slide 6 - Open question
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie
Slide 7 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr
Slide 8 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein
Slide 9 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer
Slide 10 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure
Slide 11 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-
Slide 12 - Quiz
onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere
Slide 13 - Quiz
mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine
Slide 14 - Quiz
Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr
Slide 15 - Quiz
(Mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein
Slide 16 - Quiz
Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere
Slide 17 - Quiz
(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
Unser
B
Eure
C
Unsere
D
Euer
Slide 18 - Quiz
(Onze) Lehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere
Slide 19 - Quiz
Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere
Slide 20 - Quiz
(Mijn) ..... Hund (m) isst gerne Fleisch.
A
Dein
B
Sein
C
Kein
D
Mein
Slide 21 - Quiz
(Zijn) .... vader heeft een hele grote auto.
A
Ihr
B
Ihre
C
Sein
D
Seine
Slide 22 - Quiz
Das ist (mijn)…... Buch (o).
A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein
Slide 23 - Quiz
Das ist (jouw)... Geschenk (o).
A
meine
B
dein
C
deine
D
sein
Slide 24 - Quiz
Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr
Slide 25 - Quiz
Lesdoel bereikt? Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.