What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
grammatica toets chapitre 1
grammatica toets chapitre 1
1 / 53
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
53 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
grammatica toets chapitre 1
Slide 1 - Slide
wat is hier de juiste vertaling van: het gelukkige meisje?
A
La heureuse fille
B
La fille heureuse
C
La heureuxe fille
D
La heureuxe fille
Slide 2 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van: de sportieve meisjes?
A
les filles sportifes
B
les filles sportives
C
les filles sportifs
D
les sportives filles
Slide 3 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van: de lekkere taart
A
la tarte bien
B
la tarte bon
C
la bonne tarte
D
la tarte bonne
Slide 4 - Quiz
Regelmatige werkwoorden
Slide 5 - Slide
Welke werkwoorden moet je kennen?
- Regelmatige
werkwoorden op
ER, IR, RE
- Onregelmatige werkwoorden:
avoir, être, faire, aller
Welke tijden:
in de présent, imparfait, PC, Futur Simple en Conditionnel (F-N & N-F)
Slide 6 - Slide
Regelmatige ww. op ER
Slide 7 - Slide
Hoe maak je de stam van regelmatige ww. op ER in de Présent?
Slide 8 - Open question
Wat zijn de juiste uitgangen présent bij ww. op ER
A
e, e, es, ons, ez, ont
B
e, es, e, ons, ez, ent
C
e, e, e, ons, es, ent
D
e, es, es, ons, ez, ont
Slide 9 - Quiz
Regelmatige ww. op IR
Slide 10 - Slide
Hoe maak je de stam van de Présent van ww. op IR ?
Slide 11 - Open question
Wat zijn de juiste uitgangen van de regelmatige ww. op IR (présent)
A
is, is, it, issons, issez, issent
B
is, is, is, ons, ez, ent
C
is, it, it, isons, isez, isent
D
is, it, it, issons, issez, ont
Slide 12 - Quiz
Regelmatige ww. op RE
Slide 13 - Slide
Hoe maak je de stam-présent van regelmatige ww. op RE?
Slide 14 - Open question
Wat zijn de juiste uitgangen van de regelmatige ww. op RE (présent)
A
s, s, e, ons, ez, ent
B
s, s, t, ons, ez, ent
C
s,s, - , ons, ez, ent
D
s, s, -, ons, ez, ont
Slide 15 - Quiz
De imparfait (o.v.t.)
Slide 16 - Slide
Wat zou de STAM zijn van de volgende werkwoorden in de imparfait:
travailler, choisir, vendre
Slide 17 - Open question
Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ais, ait, ait, ions, iez, aient
B
ais, ais, ais, ions, iez, ont
C
ais, ais, ait, ions, iez, aient
D
ais, ais, ait, isons, isez, aient
Slide 18 - Quiz
Passé composé (v.t.t)
Slide 19 - Slide
Welke 2 hulpwerkwoorden heb je nodig bij de passé composé?
Slide 20 - Open question
Wat is een correct voltooid deelwoord van TROUVER ?
A
trouva
B
trouvu
C
trouvue
D
trouvé
Slide 21 - Quiz
Wat is een correct voltooid deelwoord van ROUGIR?
A
rougé
B
rougu
C
rougis
D
rougi
Slide 22 - Quiz
Wat is een correct voltooid deelwoord van DESCENDRE ?
A
descendu
B
descendé
C
descendré
D
descendi
Slide 23 - Quiz
Futur Simple (toekomende tijd)
Slide 24 - Slide
Wat is de stam van regelmatige ww. op ER en IR in de Futur Simple?
Slide 25 - Open question
Wat is de stam van de regelmatige ww. op RE in de Futur Simple?
Slide 26 - Open question
Wat zijn de uitgangen van de Futur Simple?
A
ai, as, as, ons, ez, ent
B
ai, as, a, ons, ez, ont
C
ai, a, as, ons, ez, ent
D
ai, as, a, ons, ez, ent
Slide 27 - Quiz
Conditionnel (voorwaardelijke wijs)
Slide 28 - Slide
Wat is de stam van regelmatige werkwoorden op Er, Ir, Re in de conditionnel?
Slide 29 - Open question
Wat zijn de juiste uitgangen van de Conditionnel?
A
ais, ais, ait, ions, iez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
as, as, a, ons, ez, ont
D
es, es, e, ons, ez, ent
Slide 30 - Quiz
Onregelmatige werkwoorden AVOIR, ETRE, ALLER + FAIRE
Slide 31 - Slide
Welke vormen van ETRE kloppen in de PRESENT?
A
je suis, tu es, nous sommes, ils ont
B
tu est, il est, nous sommes, vous êtes
C
nous sommes, vous êtes, ils sont
D
je suis, tu es, il es, nous sommes
Slide 32 - Quiz
Welke vormen van AVOIR kloppen hier in de présent?
A
j'ai , tu as, il as, nous avons
B
j'ai, tu as, il a, nous avons
C
nous avons, vous avez, ils sont
D
nous avons, vous êtes, ils ont
Slide 33 - Quiz
Welke vormen van FAIRE kloppen hier in de présent?
A
je fais, tu fais, il fait, nous faisons
B
nous faisons, vous faitez, ils font
C
nous faisons, vous faites, ils faisont
D
je fais, tu fait, il fait, nous faisons
Slide 34 - Quiz
Welke vormen van ALLER kloppen hier in de présent?
A
je vais, tu vais, il va
B
nous allions, vous allez, ils vont
C
je vais, tu vas, il va
D
nous allons, vous allez, ils allont
Slide 35 - Quiz
Wat is de juiste imparfait: hij ging
A
il allais
B
il est allé
C
Il irait
D
il allait
Slide 36 - Quiz
Wat is de juiste imparfait: zij deed
A
elle faisait
B
elle ferait
C
elle fera
D
elle faisais
Slide 37 - Quiz
Wat is de juiste imparfait: zij deed
A
elle faisait
B
elle ferait
C
elle fera
D
elle faisais
Slide 38 - Quiz
Wat is de juiste imparfait: zij kozen
A
ils choisissaient
B
ils choisiraient
C
ils choisaient
D
Ils ont choisi
Slide 39 - Quiz
Wat is de juiste passé composé: zij hebben gebloosd
A
ils ont rougis
B
ils sont rougissé
C
ils rougissaient
D
Ils ont rougi
Slide 40 - Quiz
Wat is de juiste stam van de Futur Simple van ETRE
A
ser
B
aur
C
verr
D
fer
Slide 41 - Quiz
Wat is de juiste stam van de Futur Simple van ALLER
A
ir
B
fer
C
verr
D
aur
Slide 42 - Quiz
Wat is de juiste stam van de Futur Simple van AVOIR
A
ir
B
fer
C
verr
D
aur
Slide 43 - Quiz
Wat is de juiste vorm van de conditionnel van: zij zou vermageren
A
elle maigrissait
B
elle maigrirais
C
elle maigrirait
D
elle a maigri
Slide 44 - Quiz
Wat is de juiste vorm van de conditionnel van: zij zouden gaan
A
ils allaient
B
ils sont allés
C
ils iront
D
ils iraient
Slide 45 - Quiz
Wat is het bijwoord van: seul (alleen)?
A
seulment
B
seulement
C
seule
D
solitaire
Slide 46 - Quiz
Wat is het bijwoord van: bon?
A
bonnement
B
mieux
C
bonment
D
bien
Slide 47 - Quiz
Wat is het bijwoord van: mauvais (slecht)?
A
mauvaisement
B
mauvais
C
mal
D
mieux
Slide 48 - Quiz
Wat is het bijwoord van meilleur (beter)?
A
mieux
B
meilleurement
C
bien
D
mal
Slide 49 - Quiz
Wat is het bijwoord van: patient (geduldig)?
A
patientement
B
patientment
C
patiente
D
patiemment
Slide 50 - Quiz
Maak de zin af: Il est ..............que moi (minder groot)
Slide 51 - Open question
Maak de zin af: Elle est............(kleiner) que moi.
Slide 52 - Open question
Maak de zin af: Ils sont .................(even gelukkig) que moi.
Slide 53 - Open question
More lessons like this
Regelmatige en onregelmatige werkwoorden leertoets 2
March 2021
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les verbes réguliers + irréguliers
September 2024
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Regelmatige werkwoorden eindigen op -ir, -er, -re (5 tijden) - 13-09-23
April 2023
- Lesson with
42 slides
Frans
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 3
Werkwoorden en bijvoeglijk naamwoord
1 day ago
- Lesson with
19 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
grammatica toets chapitre 1
28 days ago
- Lesson with
53 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
les verbes (ir)réguliers (Chapitre 1)
3 days ago
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-6
Wat weet ik nog van de ww op er-ir-re in verschillende tijden? ww op RE
April 2024
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
les verbes (ir)réguliers (Chapitre 1)
October 2023
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-6