Hoofdstuk 1 paragraaf 1.1

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startopdracht les
1. Zet je tas op de grond.
2. Pak je laptop (chromebook) eruit + boek + pen en rekenmachine.
3. De rest van tafel.
4. Wacht rustig tot dat we starten.

Slide 2 - Slide

Economie 
Economie 

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Terugblik op de vorige les  
2. Inloggen Lessonup
3. Uitleg afronden en geld rekenen par 1.1. + maken 7 t/m 9 les 1
4. Aan de slag met opdrachten 
5. Afsluiting

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
1.Ik weet hoe ik getallen moet afronden.
2. Ik heb de opdrachten 7 t/m 9 en 13 t/m 1 5
4. Ik weet wat ik de volgende lessen kan verwachten.

Slide 5 - Slide

Regels
wat doen wel wat doen we niet.
Groepafspraken?


Slide 6 - Slide

Regels
Regel 1 - Je behandelt een andere zoals je zelf ook behandelt wilt worden.
Regel 2 - Het lokaal is en hou je netjes. Rommel in prullenbak.
Regel 3 - Heb je een vraag steek je je vinger op.
Regel 4 - Als ik aan het woord ben ben je stil. Een klasgenoot aan het woord ben je ook stil.
Regel 5 - Aan het eind van de les schuif je je stoel aan.
Regel 6 - Huiswerk (als het er is ) maak je en afspraken kom je na. (3 x vergeten is nablijven)
Regel 7 - We zitten volgens de klassenplattegrond. (1b)

Slide 7 - Slide

Inloggen in Lessonup
        Lesson up                                                 Google Classroom

Slide 8 - Slide

Paragraaf 1 afronden en geldbedragen
Bij afronden op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma.
Bij afronden op één cijfer achter de komma kijk je naar het tweede cijfer achter de komma.
• Is dat cijfer kleiner dan 5, dan rond je naar beneden af.
• Is dat cijfer groter dan of gelijk aan 5, dan rond je naar boven af.

Slide 9 - Slide

Paragraaf 1 afronden en geldbedragen

Slide 10 - Slide

Paragraaf 1 afronden en geldbedragen

Slide 11 - Slide

Paragraaf 1 afronden en geldbedragen
Afspraken
  1. Een geldbedrag noteer je met twee decimalen (twee cijfers achter de komma). Zo nodig rond je een bedrag op twee decimalen af.
  2. Tussen de helen en de decimalen schrijf je een komma, maar op je rekenmachine toets je een punt in.
  3. Als het een bedrag in hele euro’s is, hoeft er niets achter te staan. Twee euro noteer je als € 2, € 2,00 of € 2,-. Anderhalve euro als € 1,50.
  4. Bij duizendtallen noteer je een punt. Op je rekenmachine moet je die niet intoetsen! 45 × € 1.960 = € 88.200.




Slide 12 - Slide

Maakwerk
timer
20:00
Wat ga je doen
Maken opdracht 7 t/m 9 en 13 t/m 15 .
Hoe ga je dit maken?
Samen met de buurman/-vrouw.

Praten mag maar fluisterend
Ben je klaar? 
Steek je vinger op. 
LET OP! 
Het stoplicht.

Slide 13 - Slide

Afsluiting

Slide 14 - Slide

Lesdoelen
1.Ik weet hoe ik getallen moet afronden.
2.  Ik heb de opdrachten  7 t/m 9 en 13 t/m 1 5
4. Ik weet wat ik de volgende lessen kan verwachten.

Slide 15 - Slide

Hoe goed ging het maken van de opdrachten
A
goed
B
voldoende
C
matig
D
slecht

Slide 16 - Quiz

Ik heb tot en met opdracht 15 gemaakt.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Wat moet je voor volgende les meenemen en maken?

Slide 18 - Open question

Geef aan hoe leuk je de les vond.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll