LES 7 Logistiek (hfst 7)

Groene zorg
Logistiek
1 / 12
next
Slide 1: Slide
groene zorgMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Groene zorg
Logistiek

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • ​Je kunt een planning maken​ 
  • Je kunt de logistiek voorbereiden​ 
  • Je kunt werkzaamheden, omstandigheden en mensen inventariseren. 

Slide 2 - Slide

Wat houdt logistiek in?

Slide 3 - Mind map

Wat is logistiek?
Logistiek toepassen, is zorgen dat iets goed verloopt. Bijvoorbeeld om activiteiten te organiseren zoals een rondleiding. Of een lunch voor de zorgboeren. 

Slide 4 - Slide

Dagprogramma zorgboer
* Hoe laat wordt de cliënt gebracht?
* Welke taken kan de cliënt vandaag doen?
* Wat wil de cliënt vandaag eten?
* Wie gaat de cliënt vandaag begeleiden?
* Waar laat de cliënt zijn/haar spullen?
* Hoe laat wordt de cliënt opgehaald?

Slide 5 - Slide

Waar moet je rekening mee houden
als je een planning maakt?

Slide 6 - Mind map

Plannen
Inventariseren = een lijst van gegevens maken

Bij een planning moet je goed weten:
  • Welke taken er zijn. 
  • Wanneer die taken gedaan moeten worden.
  • Waar je die taken uit moet voeren.
  • Welke mensen je nodig hebt. (menskracht)

Houdt rekening met omstandigheden die kunnen veranderen. Hierdoor kan je planning ook veranderen. Denk aan het weer, ziekte, of het stuk gaan van een machine.

Slide 7 - Slide

Verschillende planningen
* Jaarplanning = staan de grote lijnen ( zaaien, oogsten, hoeven kappen, ontwormen)
* Maandplanning; taken staan verder uitgewerkt. (stallen uitmesten, snoeien,)
* Weekplanning = gedetailleerd, hierin staan ook bijzonderheden (verjaardag van een clënt, konijn Flappie zijn medicijnen geven.
* Dagplanning = elke taak van de dag staat hierop. (Hamster verzorgen, koeien eten geven, stal vegen, pony in de wei zetten, 10.00 uur pauze, enz.)

Slide 8 - Slide

Wat is het voordeel van het plannen met de computer?
A
Je hoeft de gegevens maar één keer in te voeren.
B
Je kunt de planning makkelijker aanpassen.
C
Iedereen kan de planning aanpassen.
D
Je kan er maar één soort planning mee maken.

Slide 9 - Quiz

Welke beweringen zijn waar?
A
Zaaien en lammeren zijn voor een jaarplanning
B
Alle weekplanningen naast elkaar zijn een jaarplanning.
C
Een jaarplanning verschil per boerderij.
D
Zaaien en lammeren zijn voor een weekplanning.

Slide 10 - Quiz

Werkzaamheden
* Dagelijks: werkzaamheden die iedere dag moeten gebeuren

*Periodiek: kan een week/maand/jaar zijn waarin de werkzaamheden moeten gebeuren. Zoals een stal uitmesten.

Slide 11 - Slide

Activiteiten organiseren
* Voorbereiding = maak een plan (wat, hoe en wanneer)
* Uitvoering = leg de activiteit uit, begeleid het werk en sluit het af.
*Nabespreking = Bespreek wat er goed ging en wat er beter kan voor de volgende keer. 

Slide 12 - Slide