Tekstverbanden en signaalwoorden

In deze LessonUp........
- Lesdoelen
- Uitleg en oefenen tekstverbanden en signaalwoorden
- Opdracht in tweetallen
- Afsluiting

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

In deze LessonUp........
- Lesdoelen
- Uitleg en oefenen tekstverbanden en signaalwoorden
- Opdracht in tweetallen
- Afsluiting

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
- Ik weet wat een tekstverband is.
- Ik weet wat signaalwoorden zijn.
- Ik ken de volgende tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden:
chronologisch/tijdaangevend, opsommend, tegenstellend, toelichtend, voorwaardelijk, redengevend en oorzakelijk.
- Ik kan signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden

Slide 3 - Mind map

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 5 - Slide

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

opsomming

tegenstelling

reden/verklaring

conclusie

toelichting/uitleg

doel-middel

oorzaak-gevolg

chronologisch (tijdvolgorde)

vergelijking

voorwaarde

Slide 6 - Slide

Zij moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
chronologisch (tijdvolgorde)
B
opsommend
C
tegenstellend

Slide 7 - Quiz

Mevrouw Verschoor geniet van goede muziek, verder is zij een filmliefhebber.
A
tegenstellend
B
opsommend
C
chronologisch (tijdvolgorde)

Slide 8 - Quiz

Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
opsommend
B
tegenstellend
C
chronologisch (tijdvolgorde)

Slide 9 - Quiz

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaarden iets gebeurt.



Slide 10 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij voorwaardelijk verband


- als (dan) - indien - tenzij - mits - wanneer -

onder de volgende voorwaarde

- in het geval dat - mocht ... dan -

op voorwaarde dat


Slide 11 - Slide

VOORBEELD

voorwaardelijk verband

Als ik vandaag mijn kamer opruim,

(dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.


Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.

Voorwaarde = kamer opruimen

Slide 12 - Slide

REDENGEVEND VERBAND

Een redengevend verband geeft aan

waarom iemand iets doet of vindt.


Slide 13 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij redengevend verband


- want - omdat - daarom - dus -

de reden hiervoor is - het argument is



Slide 14 - Slide

VOORBEELD

redengevend verband

Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,

want ik heb er niet goed voor geleerd.


De reden van het slechte cijfer is

dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.


Slide 15 - Slide

Het oorzakelijk verband
Let op! Lijkt veel op redengevend, maar hier gaat het om een oorzaak waar je geen invloed op hebt. 
Signaalwoorden: doordat, dankzij, als gevoel van, dat komt door
Voorbeeld: 
Doordat het warm is, trek ik een korte broek aan. 

Slide 16 - Slide

Het samenvattend verband 
Hierbij wordt  een samenvatting gegeven.
Signaalwoorden: kortom, al met al, alles bij elkaar, samenvattend. 
Voorbeeld: 
Kortom, het is belangrijk om je huiswerk te maken.  

Slide 17 - Slide


Tekstverbanden
(oefenen)

Slide 18 - Slide

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichting/uitleg
B
reden
C
voorwaarde

Slide 19 - Quiz

Mijn moeder ging per ongeluk op een mierenhoop zitten. Daardoor werd ze gebeten.
A
oorzaak /gevolg
B
reden
C
voorwaarde

Slide 20 - Quiz

Nadat we de picknickspullen hadden verzameld, fietsten we naar het bos.
A
toelichting/uitleg
B
tijdsvolgorde
C
voorwaarde

Slide 21 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichting/uitleg
B
reden
C
voorwaarde

Slide 22 - Quiz

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
toelichting
B
reden
C
voorwaarde

Slide 23 - Quiz

Zet de signaalwoorden bij het juiste tekstverband. 
Toelichtend
Opsommend
Bijvoorbeeld
Zoals
Verder
Ook

Slide 24 - Drag question

In tweetallen of individueel
Bij deze opdracht gebruik je het blaadje over de signaalwoorden en tekstverbanden.
Je mag geen zinnen overnemen. Bedenk ze zelf!

Veel succes! 

Slide 25 - Slide

Bedenk een zin met een opsommend verband. Denk goed na over het signaalwoord.

Slide 26 - Open question

Bedenk een zin met een tegenstellend verband. Gebruik een signaalwoord.

Slide 27 - Open question

Bedenk een zin met een oorzakelijk verband. Gebruik natuurlijk een signaalwoord.

Slide 28 - Open question

Bedenk een zin met een chronologisch/tijdaangevend verband.
Gebruik een signaalwoord.

Slide 29 - Open question

Bedenk een zin met een toelichting/uitleg.
Gebruik een signaalwoord.

Slide 30 - Open question

Bedenk een zin met een conclusie. Gebruik natuurlijk een signaalwoord.

Slide 31 - Open question

Bedenk een zin met een oorzaak-gevolg.
Gebruik een signaalwoord.

Slide 32 - Open question

Wat snap je
nog niet zo goed?

Slide 33 - Open question