11.1 Veranderingen in het vormingsvraagstuk

11 Veranderingen in het vormingsvraagstuk

1 / 13
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

11 Veranderingen in het vormingsvraagstuk

Slide 1 - Slide

Leerdoelen


De volgende vragen staan in dit hoofdstuk centraal:

  • Waarom is de ontwikkeling van een identiteit veranderd in de afgelopen decennia?
  • Hoe werd vroeger en hoe wordt nu de identiteit van mensen gevormd?
  • Welke overeenkomsten zijn er tussen de vorming in de jaren ‘60 en nu?




Slide 2 - Slide

11.1 Casus: protestgeneratie
In de jaren ‘60 en ‘70 ontstonden er in Nederland allerlei jeugdculturen. Dit was het gevolg van 
de toegenomen welvaart (jongeren konden langer jong zijn en hoefden niet op hun 14e te gaan werken)


Twee jongerenculturen die in de jaren ‘60 opkwamen waren de hippies en de provo’s.
Vooral de provo’s kregen ook internationaal veel aandacht. Ze accepteerden het gezag van de overheid niet (anarchisme) en protesteerden tegen de overheid met allerlei ludieke acties. 



Democratisering
Het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotere inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht. 

Institutionalisering
Het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren. Het proces van institutionalisering vond bijvoorbeeld plaats bij het ontstaan en de verdere uitbouw van de verzorgingsstaat. 

Gezag
macht die als legitiem beschouwd wordt. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Na de provo’s ontstonden andere jongerenculturen als de Dolle Mina’s. De Dolle Mina’s kwamen op voor gelijke rechten van de vrouw en kwamen dus op voor gelijkere verhoudingen.  

Al deze jongerenculturen hadden gemeen dat ze zich afzetten tegen de dominante cultuur van de jaren ‘50. 
Daarom waren het tegenculturen. 

Jongeren zetten zich af tegen hun ouders, tegen hun manier van leven, tegen hun moraal. De socialisatie door ouders werd langzaamaan zwakker, terwijl de socialiserende invloed van vrienden en de opkomende media steeds groter werd. 




Verhouding
de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden én de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen.

Cultuur
het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven

Socialisatie
Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Nog steeds zetten jongeren zich vaak af tegen hun ouders in de puberteit, maar dat gebeurt lang niet meer zo heftig als in de jaren ‘60. Hoe dat dat komt, wordt in par. 11.5 behandeld.

Slide 7 - Slide

Dolle Mina’
A
Tegencultuur
B
Subcultuur
C
Dominante cultuur

Slide 8 - Quiz

Van wie is de naam Dolle Mina afgeleid?
A
Dolle mies
B
Wilhelmina van Oranje
C
Wilhelmina Drucker
D
Wilhelmina Jacobs

Slide 9 - Quiz

Dit is een typische:
A
Nozem
B
Provo
C
Hippie
D
Gangster

Slide 10 - Quiz

Provo was:
A
een beweging van het proletariaat
B
een politieke provinciale partij
C
een beweging in NL van uitdagende jongeren

Slide 11 - Quiz

Hoe wilde de groep provo hun doel bereiken
A
Met humor
B
Met vrede
C
Met geweld
D
Met overleg

Slide 12 - Quiz

Maak vragen bij 11.1 Casus!

Slide 13 - Slide