Vragen en vraagwoorden

Engels keuzedeel A2/B1
Week 11 december 2023

1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels keuzedeel A2/B1
Week 11 december 2023

Slide 1 - Slide

Programme week December 11
1. Grammar - iets vragen (hulpww. & vraagwoorden)
2. Lessons in Studiemeter

Slide 2 - Slide

Grammatica - iets vragen
1. Vragen stellen zoals in het Nederlands met:
can
be (am/are/is) 
will 

2. Vragen stellen met een vorm van 'to do'

3. Vraagwoorden: who-what-when-where-why-which-how





Slide 3 - Slide

Vragen stellen zoals in het Nederlands 
Can
be (am/are/is)
will
He can swim
I am late
They are at home
He will sing
She will dance
Can he swim?
Am I late?
Are they at home?
Will he sing?
Will she dance?
Vraag maken ->
can - onderwerp - rest vd zin
Vraag maken ->
am/are/is zet je vooraan de zin en daarna het onderwerp (en rest)
Vraag maken->
will zet je vooraan de zin, daarna het onderwerp (he/she)

Slide 4 - Slide

Vragen met do/does 
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
He plays football
You like movies
He played football
You liked this movie
Does he play football?
Do you like movies?
Did he play football?
Did you like this movie?
Vraag maken ->
do/does - onderwerp - werkwoord - rest vd zin

do -> I, you, we, they
does -> he, she, it
Vraag maken->
did - onderwerp - hele werkwoord-rest van de zin

did -> I, you, he, she, we, they

Slide 5 - Slide

Questions be/can/do/will
Vragend voornaamwoord in de verleden tijd:

Tegenwoordige tijd     - verleden tijd
be (I am/you are/he is) -  was / were 
can                               - could
do                                 - did
will                                - would



Slide 6 - Slide

Maak er een vraag van:
They are nice

Slide 7 - Open question

Maak er een vraag van:
You can swim

Slide 8 - Open question

Maak er een vraag van:
She understands

Slide 9 - Open question

Maak er een vraag van:
They will run

Slide 10 - Open question

.... old are you?
A
who
B
what
C
how
D
where

Slide 11 - Quiz

.... lives in that house?
A
who
B
which
C
how
D
where

Slide 12 - Quiz

.... is the supermarket?
A
who
B
when
C
how
D
where

Slide 13 - Quiz

Lesplanner in Teams

Slide 14 - Slide

3. Making conversation
  • Werk in tweetallen
  • Bekijk de 2 setjes met foto's op de volgende slide (set 1 en set 2)
  • Kies 1 setje (met 2 afbeeldingen uit) en vertel dit aan de ander
  • Bereid vragen en (mogelijke) antwoorden voor (zonder dit met elkaar te delen) - 5 minutes
  • Oefen onderstaand gesprek en draai daarna de rollen om

Student A
Student B
1. Vraag welk set B heeft gekozen en waarom
2. Vraag aan welke afbeelding B de voorkeur geeft en waarom
3. Bedenk 3 vragen die je over de afbeelding zou kunnen stellen
1. Geef antwoord op vraag 1
2. Geef antwoord op vraag 2
3. Geef antwoord op de 3 vragen

(gebruik zinnen p.253/254)

Slide 15 - Slide

Conversation
SET 1: sports or gaming
SET 2: types of vacation

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Homework
Kijken/luisteren B1:
Task 1 (p.120)

Exercise 1 - Complaints (p.120)
Exercise 2 - online

Ga verder met woorden oefenen A2 (Engels verkort online via studiemeter)

Slide 18 - Slide