Werkwoordspelling - persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Hoe goed ben je in werkwoordspelling?

0100

Wat is de stam van het werkwoord 'wandelen'?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Ik

Jij/je/u

Hij/zij/het

Wij/jullie/zij

ik-vorm

ik-vorm + t

ik-vorm + t

Hele werkwoord

Opdracht

Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Let op! De antwoorden zijn hoofdlettergevoelig. 

(Worden) Mijn oma _______ vandaag 83 jaar.

(Rennen) Ik _____ de marathon zonder problemen.

(Vallen) ______ jij soms van je fiets?

(Schrijven) De auteur _____ dat boek tijdens haar vakantie.

(Verhuizen) _______ je zus naar de stad?

Reflectie

Er volgen een paar stellingen over het gebruik van LessonUp tijdens onze lessen. 

Door het competitie-element wilde ik beter mijn best doen.

😒🙁😐🙂😃

Door met LessonUp te werken, blijf ik beter bij de les.

😒🙁😐🙂😃

Ik ben in de mogelijkheid om een extra apparaat naast mijn laptop te gebruiken tijdens de les.

😒🙁😐🙂😃

Wat heb je liever?

PowerPoint

LessonUp

Iets anders

De volgende keer wil ik winnen.

😒🙁😐🙂😃

Hoe tevreden ben je over je eigen inzet tijdens de les?

😒🙁😐🙂😃

Wat zou jij ZELF nog willen veranderen?