Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Lesboek en leesboek, schrift, pen
Lees de Brabantse tekst (5 minuten)
timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Lesboek en leesboek, schrift, pen
Lees de Brabantse tekst (5 minuten)
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Lesboek en leesboek, schrift, pen
Lees de Brabantse tekst (5 minuten)
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Leesboek en lesboek, schrift, pen
Lees de Brabantse tekst (5 minuten)
timer
5:00
Slide 3 - Slide
Wat gaan we doen?
Lesdoelen
Mededelingen
Brabantse woorden quiz
Brabantse feitjes quiz
Brabantse uitspraken quiz
Samenwerken: gedicht vertalen
Huiswerk
Evaluatie les
Slide 4 - Slide
Lesdoelen
Ik kan een beetje Brabants spreken.
Slide 5 - Slide
Mededelingen
Wat moet ik weten?
Slide 6 - Slide
Brabantse woorden quiz
Slide 7 - Slide
Wat betekent:
Leutig
A
Liever
B
Grappig
C
Leuk
D
Gezellig
Slide 8 - Quiz
Wat betekent:
errebezies
A
Bezemstelen
B
Aardbeien
C
Bougies
D
Snoepjes
Slide 9 - Quiz
Wat betekent:
ammel
A
Appels
B
Glas drinken
C
Angel
D
Allemaal
Slide 10 - Quiz
Wat betekent:
bekant
A
Bijna
B
Nooit
C
Soms
D
Aan de kant
Slide 11 - Quiz
Wat betekent:
sperrewepse
A
Speerwerpen
B
Wespen
C
Spinnenwebben
D
Spreeuwen
Slide 12 - Quiz
Wat betekent:
zeemeleir
A
Zeeman
B
Huisje aan zee
C
Ramen wassen
D
Zeurpiet
Slide 13 - Quiz
Wat betekent:
verkette
A
Verhuizen
B
Vorken
C
Jurken
D
Vuurwerk
Slide 14 - Quiz
Wat betekent:
pralleke
A
praalwagen
B
prachtig
C
Meisje
D
Gek iemand
Slide 15 - Quiz
Wat betekent:
kwèèker
A
Lawaaimaker
B
Bloemenkweker
C
Vijver
D
Wekker
Slide 16 - Quiz
Wat betekent:
bakkeleie
A
Bakken
B
Kletsen
C
Ruzie maken
D
Twijfelen
Slide 17 - Quiz
Wat betekent:
sebiet
A
Straks
B
Suikerbieten
C
Restaurant
D
Gisteren
Slide 18 - Quiz
Wat betekent:
gift ‘m kèès
A
Geef maar aan Kees
B
Zet 'm op
C
Geef hem kaas
D
Doe maar niet
Slide 19 - Quiz
Wat betekent:
wa zijde ’t aon’t begaoje
A
Wat ben je goed bezig
B
Je maakt er een puinhoop van
C
Wat ben je aan het doen?
D
Je moet zo gapen
Slide 20 - Quiz
Brabantse weetje quiz
Slide 21 - Slide
Rustig samenwerken
Probeer het gedicht zo goed mogelijk te vertalen. Lever je vertaling in bij mevrouw De Kok of digitaal via Teams. Degene met de beste vertaling krijgt de volgende les een worstenbroodje. Je mag in tweetallen werken!