Brabants

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht 
  • Lesboek en leesboek, schrift, pen
  • Lees de Brabantse tekst  (5 minuten)
timer
10:00
1 / 38
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht 
  • Lesboek en leesboek, schrift, pen
  • Lees de Brabantse tekst  (5 minuten)
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht 
  • Lesboek en leesboek, schrift, pen
  • Lees de Brabantse tekst (5 minuten)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Leesboek en lesboek, schrift, pen
Lees de Brabantse tekst (5 minuten)
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Brabantse woorden quiz
  • Brabantse feitjes quiz
  • Brabantse uitspraken quiz
  • Samenwerken: gedicht vertalen
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan een beetje Brabants spreken.

Slide 5 - Slide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 6 - Slide

Brabantse woorden quiz

Slide 7 - Slide

Wat betekent:

Leutig
A
Liever
B
Grappig
C
Leuk
D
Gezellig

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:

errebezies
A
Bezemstelen
B
Aardbeien
C
Bougies
D
Snoepjes

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:

ammel
A
Appels
B
Glas drinken
C
Angel
D
Allemaal

Slide 10 - Quiz

Wat betekent:

sperrewepse
A
Speerwerpen
B
Wespen
C
Spinnenwebben
D
Spreeuwen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:

zeemeleir
A
Zeeman
B
Huisje aan zee
C
Ramen wassen
D
Zeurpiet

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:

verkette
A
Verhuizen
B
Vorken
C
Jurken
D
Vuurwerk

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:

pralleke
A
praalwagen
B
prachtig
C
Meisje
D
Gek iemand

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:

kwèèker
A
Lawaaimaker
B
Bloemenkweker
C
Vijver
D
Wekker

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:

bakkeleie
A
Bakken
B
Kletsen
C
Ruzie maken
D
Twijfelen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:

sebiet
A
Straks
B
Suikerbieten
C
Restaurant
D
Gisteren

Slide 17 - Quiz

Wat betekent:

gift ‘m kèès
A
Geef maar aan Kees
B
Zet 'm op
C
Geef hem kaas
D
Doe maar niet

Slide 18 - Quiz

Wat betekent:

wa zijde ’t aon’t begaoje
A
Wat ben je goed bezig
B
Je maakt er een puinhoop van
C
Wat ben je aan het doen?
D
Je moet zo gapen

Slide 19 - Quiz

Wat betekent:

errebezies
A
Bezemstelen
B
Aardbeien
C
Bougies
D
Snoepjes

Slide 20 - Quiz

Wat betekent:

ammel
A
Appels
B
Glas drinken
C
Angel
D
Allemaal

Slide 21 - Quiz

Wat betekent:

bekant
A
Bijna
B
Nooit
C
Soms
D
Aan de kant

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:

bekant
A
Bijna
B
Nooit
C
Soms
D
Aan de kant

Slide 23 - Quiz

Wat betekent:

sperrewepse
A
Speerwerpen
B
Wespen
C
Spinnenwebben
D
Spreeuwen

Slide 24 - Quiz

Wat betekent:

zeemeleir
A
Zeeman
B
Huisje aan zee
C
Ramen wassen
D
Zeurpiet

Slide 25 - Quiz

Wat betekent:

verkette
A
Verhuizen
B
Vorken
C
Jurken
D
Vuurwerk

Slide 26 - Quiz

Wat betekent:

pralleke
A
praalwagen
B
prachtig
C
Meisje
D
Gek iemand

Slide 27 - Quiz

Wat betekent:

kwèèker
A
Lawaaimaker
B
Bloemenkweker
C
Vijver
D
Wekker

Slide 28 - Quiz

Wat betekent:

bakkeleie
A
Bakken
B
Kletsen
C
Ruzie maken
D
Twijfelen

Slide 29 - Quiz

Wat betekent:

sebiet
A
Straks
B
Suikerbieten
C
Restaurant
D
Gisteren

Slide 30 - Quiz

Wat betekent:

gift ‘m kèès
A
Geef maar aan Kees
B
Zet 'm op
C
Geef hem kaas
D
Doe maar niet

Slide 31 - Quiz

Wat betekent:

wa zijde ’t aon’t begaoje
A
Wat ben je goed bezig
B
Je maakt er een puinhoop van
C
Wat ben je aan het doen?
D
Je moet zo gapen

Slide 32 - Quiz

Brabantse weetje quiz

Slide 33 - Slide

Rustig samenwerken

Probeer het gedicht zo goed mogelijk te vertalen. Lever je vertaling in bij mevrouw De Kok of digitaal via Teams. Degene met de beste vertaling krijgt de volgende les een worstenbroodje. Je mag in tweetallen werken!
Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
?











timer
5:00

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Datum:
-

Maken:
-



Slide 35 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan een beetje Brabants spreken.

Slide 36 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 37 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 38 - Slide