Gesprek met klasgenoot; boekje mag erbij
leerling 1 vraag 1, leerling 2 antwoord in hele zin.
Leerling 2 stelt nieuwe vraag, leerling 1 geeft antwoord in een hele zin.
Vragen: hoe gaat het met je? (waarom - leg uit)
Heb je honger / dorst?
Heb je een fijn weekend gehad? (waarom / leg uit)
Wat ga je vanmiddag doen? (waarom / leg uit)