Bloedsomloop

Bloedsomloop
1 / 42
next
Slide 1: Slide
AnatomieBeroepsopleidingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Bloedsomloop

Slide 1 - Slide


WAT IS JE LEERVRAAG OVER DE BLOEDSOMLOOP?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

WELKE BLOEDGROEP HEB JIJ?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Functies van het bloed
Vervoeren van zuurstof en voedingsstoffen naar alle cellen van het lichaam en het afvoeren van afvalstoffen naar de uitscheidingsproducten.
Centrale verwarming neemt warmte op en geeft af
transport hormonen, houdt vochtgehalte op peil, bevat afweermechanismen en afweerstoffen, bloedstolling, levert grondstoffen voor producten voor de uitwendige afscheiding

Slide 22 - Slide

Immuniteit en allergie
Stof die binnendringt in het lichaam = antigeen
Lichaam reageert daarop met een antilichamen.
Het antigeen gaat een verbinding aan met het antilichaam waardoor het antigeen onschadelijk gemaakt wordt.

Slide 23 - Slide

Immuniteit en allergie
Immuniteit = onvatbaarheid of niet meer gevoelig zijn
actieve immuniteit en passieve immuniteit

Slide 24 - Slide

Actieve immuniteit
Lichaam maakt zelf antistoffen:
#  Tegen binnendringende ziektekiemen, iemand moet dus eerst een keer ziek worden
# Na toediening van verzwakte of dode ziektekiemen = vaccineren (rodehond, mazelen, kinkhoest enz.)

Slide 25 - Slide

Passieve immuniteit
Iemand krijgt antistoffen zonder ze zelf te maken:
Kind heeft ze voor geboorte overgenomen van moeder
Worden via seruminjectie toegediend wanneer iemand ziek is en niet snel genoeg antilichamen aan kan maken: difterie, slangenbeet, rode hond

Slide 26 - Slide

Allergie
Vervelende reactie van van het antigeen/ antilichaam een overgevoeligheidsreactie.
Koorts, roodheid, jeuk

Slide 27 - Slide

EEN TROMBOCYT IS EEN
A
WIT BLOEDLICHAAMPJE
B
ROOD BLOEDLICHAAMPJE
C
ADER
D
BLOEDPLAATJE

Slide 28 - Quiz

FAGOCYTOSE IS:

Slide 29 - Open question

HET EPICARD IS:
A
DE BINNENKANT VAN HET HARTZAKJE
B
DE BUITENKANT VAN HET HARTZAKJE

Slide 30 - Quiz

WAT IS ARTERIOSCLEROSE?

Slide 31 - Open question

RODE BLOEDLICHAAMPJES:
BEVATTEN HEMOGLOBINE, GEEN KERN EN WORDEN GEMAAKT IN HET RODE BEENMERG
A
JA
B
NEE

Slide 32 - Quiz

HEMOGLOBINE IS IN STAAT BACTERIEN OP TE NEMEN EN TE VERTEREN
A
JA
B
NEE

Slide 33 - Quiz

WITTE BLOEDLICHAAMPJES KUNNEN VAN VORM VERANDEREN
A
JA
B
NEE

Slide 34 - Quiz

HET MYOCARD IS DE HARTSPIER
A
JA
B
NEE

Slide 35 - Quiz

DE BLOEDVOORZIENING VAN DE HARTWAND GEBEURT DIRECT DOOR DE AORTA
A
JA
B
NEE

Slide 36 - Quiz

DE SYSTOLE IS HET SAMENTREKKEN VAN DE KAMERS, DE DIASTOLE HET ONTSPANNEN VAN DE KAMERS
A
JA
B
NEE

Slide 37 - Quiz

ADERS GAAN NAAR HET HART TOE EN SLAGADERS VERLATEN HET HART
A
JA
B
NEE

Slide 38 - Quiz

DE KLEINE BLOEDSOMLOOP HEEFT ALS FUNCTIE HET BLOED OPNIEUW VAN ZUURSTOF TE VOORZIEN
A
JA
B
NEE

Slide 39 - Quiz

DE SYSTOLISCHE DRUK ZEGT IETS OVER DE KRACHT VAN DE LINKERKAMER
A
JA
B
NEE

Slide 40 - Quiz

BIJ SHOCK DAALT ALLEEN DE SYSTOLISCHE DRUK
A
JA
B
NEE

Slide 41 - Quiz

DE SPIERPOMP KAN ALLEEN EFFECT HEBBEN WANNEER ER KLEPPEN IN DE BEENADERS ZITTEN
A
JA
B
NEE

Slide 42 - Quiz