4.7 spieren

4.7 Spieren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.7 Spieren

Slide 1 - Slide

4.7 leerdoelen
Ik kan
  • uitleggen welke soorten spierweefsel er bestaan
  • uitleggen welk zenuwstelsel betrokken is bij de aansturing van de verschillende soorten spierweefsel
  • uitleggen hoe een spier is opgebouwd en functioneert
  • uitleggen wat antagonisten zijn en voorbeelden in mijn lichaam kunnen noemen

Slide 2 - Slide

succescriteria

  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: animale en autonome zenuwstelsel, dwarsgestreept en glad spierweefsel, spiercellen = spiervezels, actine en myosine, motorische eenheid, spierspanning, antagonisten, snelle en trage spiervezels

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken

Slide 3 - Slide

route
route A - je doet met mij mee, daarna opgaven maken

route B - zelfstandig (iets moeilijker)
1. bekijk deze LessonUp en lees 4.7 goed door
2. zorg dat je de bouw van een spier begrijpt (bekijk BiNaS)
3. bekijk de video aan het einde van deze lessonup
4. maak de vragen en kijk ze na

Slide 4 - Slide

Wat weet je eigenlijk al over je spieren?

Slide 5 - Mind map

Hoe zitten spieren vast aan je skelet?

Slide 6 - Open question

spierweefsel
dwarsgestreept
- skeletspieren
- animale zenuwstelsel
- kort en snel bewegen

glad
- organen die niet aan botten vastzitten
- autonome zenuwstelsel
- traag maar langdurig

Slide 7 - Slide

In welk deel van de hersenen bevinden zich de centra over de gladde spiercellen?

Slide 8 - Open question

spierweefsel
spieren kunnen alleen samentrekken (korter en dikker)

skeletspieren zitten met pezen vast aan botten

hartspierweefsel is een combi van de beste eigenschappen van beiden

Slide 9 - Slide

Noteer de nummers van de spieren die glad spierweefsel zijn:

1) buikspier
2) wand van een slagader
3) oogspieren
4) wand van de linkerboezem

Slide 10 - Open question

Beantwoord deze vraag op de volgende slide. Gebruik hiervoor BiNaS tabel 90B
Onderzoekers maken in een experiment gebruik van stukjes dunne darm van een konijn. De spieren vertonen een spontaan samentrekkingsritme en een bepaalde kracht waarmee ze samentrekken. De stukjes darmwand zijn geschikt om de invloed van milieufactoren zoals temperatuur en pH op de contractiekracht en de duur van de samentrekkingen van de
darmwandspieren te onderzoeken.

- Welke typeringen gelden voor het in het experiment gebruikte spierweefsel en spiervezels?
- En welk deel van het zenuwstelsel stuurt de darmwandspieren aan?



Slide 11 - Slide

- Welke typeringen gelden voor het in het experiment gebruikte spierweefsel en spiervezels?
- En welk deel van het zenuwstelsel stuurt de darmwandspieren aan?

Noteer de juiste letter uit de tabel op de vorige slide

Slide 12 - Open question

bouw spier (BiNaS 90C)
spier (+pees) - spierbundel - spiervezel = spiercel - contractiele eenheid - actine en myosine

bindweefsel als bescherming

spiervezel = meerdere spiercellen samengesmolten

Slide 13 - Slide

bouw spier (BiNaS 90C)
in spiercellen liggen contractiele eenheden

twee soorten eiwitdraden (actine en myosine), die over elkaar heen schuiven waardoor een spier samentrekt (kost ATP)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hoe komt een spiercel aan zijn ATP?

Slide 16 - Open question

aansturing 
axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)

hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)

alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)


Slide 17 - Slide

aansturing 
des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/ gaat je gezicht niet hangen


Slide 18 - Slide

Barack en Donald voeren een discussie over de hoeveelheid spiervezels betrokken bij één motorische eenheid.

Barack zegt: in je vingers zijn minder spiervezels betrokken per motorische eenheid dan in je tenen
Donald zegt: de prikkeldrempels van alle motorische eenheden zijn gelijk

Noteer de namen met daarachter of de stelling juist of onjuist is

Slide 19 - Open question

Noteer of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.

1. In een spier die zich gedeeltelijk samentrekt, zijn alle spiervezels gedeeltelijk samengetrokken.
2. Een spiervezel die ontspannen is, verbruikt geen energie.
3. Een motorische eenheid heeft als geheel een prikkeldrempel.

Slide 20 - Open question

Leesvraag. Lees 4.7.3. Wat is de definitie van een antagonist?

Slide 21 - Open question

Samenvattingsvraag. Maak een samenvatting over 4.7.5. Leg in je samenvatting de volgende termen sowieso uit:

snelle spieren, langzame spieren, anaeroob & uithoudingsvermogen

Slide 22 - Open question

Aan de slag
Veel foute antwoorden bij de vorige vragen? Bekijk nogmaals de LessonUp en lees de theorie op 10voorbiologie.

Daarna, maak de basiskennisvragen en toetsvragen van 4.7. Lever een foto van je huiswerk in de volgende slide in.



Slide 23 - Slide

Maak een foto van je antwoorden van de basiskennisvragen en toetsvragen van 4.7

Slide 24 - Open question

Ik heb behoefte aan een contact moment met de docent omdat ik (nadat ik alles heb gedaan in de lesson-up) nog vragen heb.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz