This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken
Slide 1 - Slide
Gespierdheid
Tieners willen tegenwoordig graag heel gespierd zijn
Leerdoelen:
Leg uit hoe het komt dat bodybuilders veel meer spiermassa hebben dan marathonlopers terwijl ze allebei heel veel trainen Hiervoor moet je de onderdelen van de verschillende soorten spieren kennen
BRON: BINAS 88A, K en §18.5
Slide 2 - Slide
Succescriteria
je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: dwarsgestreept en gladspierweefsel, spiercellen = spiervezels, actine en myosine, motorische eenheid, spierspanning
je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
Slide 3 - Slide
spierweefsel
dwarsgestreept
- skeletspieren
- animale zenuwstelsel
- kort en snel bewegen
glad
- spieren die niet aan botten vastzitten (vaak bij organen)
- autonome zenuwstelsel
- traag maar langdurig
Slide 4 - Slide
spierweefsel
Spieren kunnen alleen samentrekken (korter en dikker)
Skeletspieren zitten met pezen vast aan botten
Hartspierweefsel is een combi van de beste eigenschappen van beiden
Slide 5 - Slide
Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 6 - Quiz
Welk spierweefsel staat niet onder aansturing van de hersenstam?
Slide 7 - Open question
A
Dwarsgestreept spierweefsel
B
Glad spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 8 - Quiz
Noteer de nummers van de spieren die glad spierweefsel zijn: 1) buikspier 2) wand van een slagader 3) oogspieren 4) wand van de linkerboezem
Slide 9 - Open question
Hoe zitten spieren vast aan je skelet? (R)
Slide 10 - Open question
spier
spierbundel
spiervezel
spierfibril (=myofibril)
BINAS 90 C
Slide 11 - Slide
Spier
Spierschede
Spiervezel
Pees
Spierbundel
Sensorische-
zenuwcel
Slide 12 - Drag question
Slide 13 - Slide
a) wat moet er gedissimileerd worden om ATP te krijgen in de spieren? b) in welk organel gebeurt dit?
Slide 14 - Open question
BINAS 90C
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
geef antwoord op de vorige vraag
Slide 20 - Open question
In welke positie van het sarcomeer kan de meeste kracht geleverd worden?
Slide 21 - Open question
Motorische eenheid
Motorische eenheid is de motorische neuronen + het aantal spiervezels dat wordt aangestuurd door dat neuron
Axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)
Hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)
Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)
Slide 22 - Slide
Spierspanning
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken
Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/ gaat je gezicht niet hangen
Slide 23 - Slide
Barack en Donald voeren een discussie over de hoeveelheid spiervezels betrokken bij één motorische eenheid.
Barack zegt: in je vingers zijn minder spiervezels betrokken per motorische eenheid dan in je tenen Donald zegt: de prikkeldrempels van alle motorische eenheden zijn gelijk
Wie heeft/hebben het juist?
A
Barack = Juist
Donald = Juist
B
Barack = Juist
Donald = Onjuist
C
Barack = Onjuist
Donald = Juist
D
Barack = Onjuist
Donald = Onjuist
Slide 24 - Quiz
Noteer of de volgende stellingen juist of onjuist zijn. 1. In een spier die zich gedeeltelijk samentrekt, zijn alle spiervezels gedeeltelijk samengetrokken. 2. Een spiervezel die ontspannen is, verbruikt geen energie. 3. Een motorische eenheid heeft als geheel een prikkeldrempel.
Slide 25 - Open question
Krachttraining
Krachttraining zorgt voor meer actine en myosine binnen een spiervezel (niet meer spiervezels dus!)
Hierdoor kan de spier krachtiger samentrekken en wordt het dus groter.
Slide 26 - Slide
Door duurtraining neemt het aantal bloedvaten in de spieren toe. Leg uit hoe dit zorgt voor een beter duurvermogen (oorzaak/gevolg-vraag 2p)
Slide 27 - Open question
Wat zullen verschillen zijn in de diëten van een bodybuilder en van een marathonrenner?