Het onderwerp in de zin

Het onderwerp
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het onderwerp

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Ik kan uitleggen wat het onderwerp in de zin is.
  • Ik kan op twee verschillende manieren het onderwerp vinden.
  • Ik weet waarom het woord het onderwerp heet. 

Slide 2 - Slide

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp van de zin vertelt wie of wat iets doet, is of ondergaat. Soms bestaat een onderwerp uit één woord, maar soms ook uit meerdere woorden.

Hanna heeft chips gegeten
Hanna en haar broertje Cas hebben chips gegeten.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?
Manier 1: Stel de vraag ‘Wie/wat + persoonsvorm?’

  1. Maartje bakt graag koekjes? 
  2. Wie of wat bakt? 
  3. Maartje


Slide 5 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?
Manier 2: Maak de zin vragend
Als je namelijk de zin vragend maakt, staat het onderwerp achter de persoonsvorm.

Mees slaapt in de boomhut.
Slaapt Mees in zijn boomhut?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Lies en Rob wonen in dezelfde straat.
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 8 - Open question

Morgen gaat de klas een ijsje eten.
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 9 - Open question

Waar vind ik de hondenbrokken?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 10 - Open question

De taart is erg lekker.
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 11 - Open question

Wie heeft de kaasstengels opgegeten?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 12 - Open question

Het paard staat vrolijk in de wei.
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 13 - Open question

Help je me even mee?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 14 - Open question

Welke snoepjes vind jij het lekkerst?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 15 - Open question

Wie heeft alle antwoorden gevonden?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 16 - Open question