A2 - week 50 - leenwoorden + NG

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Knuit
KTI 

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Knuit
KTI 

Slide 1 - Slide

Stillezen 
timer
5:00

Slide 2 - Slide

- Welkom
- Stillezen 
- Spelling leenwoorden H2
- Grammatica 
Doel:

- Je kent de naam van de beeldspraak die kijkt naar een deel van het geheel, of geheel van een deel. 
- Je weet hoe je Franse en Engelse leenwoorden schrijft
Vandaag in de les:

Slide 3 - Slide

Maandag 19 december: so H2 woordenschat + spelling 

Week 51: formatieve toets grammatica 

Week 2: boekopdracht 2
Komende periode 

Slide 4 - Slide

Leenwoorden

Woorden die we hebben 'geleend' uit een andere taal en helemaal vernederlandst hebben...


Spelling H2

Slide 5 - Slide

Engels:  (moeilijkheid is los of vast schrijven)
- Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail.


- Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, all-in.


- Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: second opinion, low budget.
Regels spelling leenwoorden woorden

Slide 6 - Slide

Frans:  (moeilijkheid zijn de accenten)
Drie Franse accenten op (meestal) klinkers:

- een accent aigu (zoals op de é in decolleté), 
- een accent grave (zoals op de è in crèche) of 
- een accent circonflexe (zoals op de ê in enquête en crêpe en de î in creme fraîche). 

Deze accenten zijn nodig om de uitspraak aan te geven.

- Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: controle, diner. 

- In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
Regels spelling leenwoorden woorden

Slide 7 - Slide

Frans:  (moeilijkheid zijn de accenten)
Drie Franse accenten op (meestal) klinkers:

- een accent aigu (zoals op de é in decolleté), 
- een accent grave (zoals op de è in crèche) of 
- een accent circonflexe (zoals op de ê in enquête). 

Deze accenten zijn nodig om de uitspraak aan te geven.


- Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: controle, diner. 

- In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
Regels spelling leenwoorden woorden
In principe dus geen accenten, behalve als ze voor de uitspraak nodig zijn.  

Slide 8 - Slide

Frans:  (moeilijkheid zijn de accenten)
Drie Franse accenten op (meestal) klinkers:

- een accent aigu (zoals op de é in decolleté), 
- een accent grave (zoals op de è in crèche) of 
- een accent circonflexe (zoals op de ê in enquête). 

Deze accenten zijn nodig om de uitspraak aan te geven.


- Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: controle, diner. 

- In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
Regels spelling leenwoorden woorden
In principe dus geen accenten, behalve als ze voor de uitspraak nodig zijn.  
Nederlandse uitspraak:
Principe (puh), behalve (buh, vuh), ze (zuh), de (duh)

Tegenover de Franse:
Café (fee)

Slide 9 - Slide

Wat:
Spelling H2: opdracht 1, 2, 4 en 5. 


Wanneer:
Deze week 


Aan de slag:

Slide 10 - Slide

Opdracht grammatica: B, 8 en 9
Hoe heb je het gemaakt? Welke vragen zijn hierover?
Bespreken huiswerk

Slide 11 - Slide

Er bestaan twee soorten zinnen:

1. Het onderwerp doet iets of deed iets;
2. Het onderwerp is iets.

In zin 1 zit een werkwoordelijk gezegde
In zin 2 zit een naamwoordelijk gezegde. 
Actief of 'staat van zijn'
Het is of/of, niet en/en

Slide 12 - Slide

De werkwoorden die het onderwerp aan zijn eigenschap koppelen, noem je koppelwerkwoorden (kww)

Daarvan zit er altijd één in het naamwoordelijk gezegde.

Naamwoordelijk gezegde
zijn                lijken
worden        schijnen
blijven          blijken
zes bekendste kww 
Het koppelwerkwoord is OOK het noodzakelijke werkwoord in de zin, maar dan bij het NG.

1. Hij zou graag [dokter] willen worden.

Hij wordt [dokter]  = worden is kww

Slide 13 - Slide

Alle niet noodzakelijke werkwoorden zijn hulpwerkwoorden

WG = ZWW + HWW
NG = KWW + HWW

KWW+ZWW kan NOOIT!  (een onderwerp is of doet iets, kan niet tegelijkertijd)

Hij zou graag dokter willen worden.
Hij wil graag dokter worden
Hij wordt graag dokter.

Zou en willen kunnen uit de zin geschreven worden, worden niet. 


Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Zou en willen zijn dus hulpwerkwoorden

Slide 14 - Slide

Alle niet noodzakelijke werkwoorden zijn hulpwerkwoorden

WG = ZWW + HWW
NG = KWW + HWW

KWW+ZWW kan NOOIT!  (een onderwerp is of doet iets, kan niet tegelijkertijd)

Hij zou graag dokter willen worden.
Hij wil graag dokter worden
Hij wordt graag dokter.

Zou en willen kunnen uit de zin geschreven worden, worden niet. 


Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Zou en willen zijn dus hulpwerkwoorden
Worden is noodzakelijk in deze zin
Het is dus het Koppelwerkwoord

Slide 15 - Slide

De getatoeëerde kapster bleek haar krullen erg goed te kunnen verzorgen.

Benoem de werkwoorden in deze zinnen. 
NG/WG en werkwoorden

Slide 16 - Slide

De getatoeëerde kapster schijnt een erg goede krullenverzorger te zijn.

Benoem de werkwoorden in deze zinnen. 
NG/WG en werkwoorden

Slide 17 - Slide

1. De getatoeëerde kapster bleek haar krullen erg goed te kunnen verzorgen.
2. De getatoeëerde kapster schijnt [ een erg goede krullenverzorger ] te zijn.

Bijna dezelfde zinnen, maar toch niet helemaal...

NG/WG en werkwoorden

Slide 18 - Slide

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
A
ng
B
wg

Slide 19 - Quiz


A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 20 - Quiz


Slide 21 - Open question

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
- Ook in Nederland wordt een warme zomer
heel gewoon

antwoord = Wordt [heel gewoon]

Slide 22 - Slide