H2 - week 6 - grammatica woordsoorten- naamwoordelijk gezegde - les 4

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 1 - Slide

- Dagopening
- Stillezen
- Verschillende werkwoorden
- Zelf aan de slag





Inhoud deze les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide


- Je verdeelt de zin in zinsdelen
- je benoemt de zinsdelen t/m de bwb
- Je ziet in een zin of het onderwerp een actie uitvoert of dat er een eigenschap gegeven wordt
- Je benoemt het werkwoordelijk deel en het naamwoordelijk deel
- Je benoemt van elk werkwoord of het een ZWW, KWW, HWW is.

Doel van de les

Slide 4 - Slide



Persoonsvorm: andere tijd/ andere hoeveelheid - staat altijd op plek 2 in een zin
Onderwerp: wie/wat + persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde: OW doet iets -> alle werkwoorden in de zin
Lijdend voorwerp: wat/wie + gezegde + onderwerp
Meewerkend voorwerp: aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar…? Wanneer?
Zinsdelen

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corry heeft maandag het halve land platgelegd
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd
Werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd

Lopen, slaan en platleggen  zijn de woorden 
die aangeven welke actie er in de zin zit.

Dat zijn dus noodzakelijke werkwoorden in de zin
Werkwoordelijk gezegde

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp is actief
= werkwoord is ook actief. 
= zelfstandig werkwoord

Ik zou naar school willen lopen
Celeste hoopt hard tegen de bal aan te slaan
Corrie heeft maandag het halve land platgelegd

Lopen, slaan en platleggen  zijn de woorden 
die aangeven welke actie er in de zin zit.

Dat zijn dus noodzakelijke werkwoorden in de zin
Werkwoordelijk gezegde
Noodzakelijk werkwoord = zelfstandig werkwoord (ZWW)

Slide 9 - Slide

De werkwoorden die het onderwerp aan zijn eigenschap koppelen, noem je koppelwerkwoorden (kww)

Daarvan zit er altijd één in het naamwoordelijk gezegde.

Naamwoordelijk gezegde
zijn                lijken
worden        schijnen
blijven          blijken
zes bekendste kww 
Het koppelwerkwoord is OOK het noodzakelijke werkwoord in de zin, maar dan bij het NG.

1. Hij zou graag [dokter] willen worden.

Hij wordt [dokter]  = worden is kww

Slide 10 - Slide

Alle niet noodzakelijke werkwoorden zijn hulpwerkwoorden

WG = ZWW + HWW
NG = KWW + HWW

KWW+ZWW kan NOOIT!  (een onderwerp is of doet iets, kan niet tegelijkertijd)

Hij zou graag dokter willen worden.
Hij wil graag dokter worden
Hij wordt graag dokter.

Zou en willen kunnen uit de zin geschreven worden, worden niet. 


Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Zou en willen zijn dus hulpwerkwoorden

Slide 11 - Slide

Alle niet noodzakelijke werkwoorden zijn hulpwerkwoorden

WG = ZWW + HWW
NG = KWW + HWW

KWW+ZWW kan NOOIT!  (een onderwerp is of doet iets, kan niet tegelijkertijd)

Hij zou graag dokter willen worden.
Hij wil graag dokter worden
Hij wordt graag dokter.

Zou en willen kunnen uit de zin geschreven worden, worden niet. 


Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Zou en willen zijn dus hulpwerkwoorden
Worden is noodzakelijk in deze zin
Het is dus het Koppelwerkwoord

Slide 12 - Slide

De getatoeëerde kapster bleek haar krullen erg goed te kunnen verzorgen.

Benoem de werkwoorden in deze zinnen. 
NG/WG en werkwoorden

Slide 13 - Slide

De getatoeëerde kapster schijnt een erg goede krullenverzorger te zijn.

Benoem de werkwoorden in deze zinnen. 
NG/WG en werkwoorden

Slide 14 - Slide

1. De getatoeëerde kapster bleek haar krullen erg goed te kunnen verzorgen.
2. De getatoeëerde kapster schijnt [ een erg goede krullenverzorger ] te zijn.

Bijna dezelfde zinnen, maar toch niet helemaal...

NG/WG en werkwoorden

Slide 15 - Slide

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
A
ng
B
wg

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?
Aan de deur komen vaak mensen collecteren

Slide 17 - Open question


A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 18 - Quiz


A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 19 - Quiz


Slide 20 - Open question

Wat is het NG? [vergeet haken niet]
- Ook in Nederland wordt een warme zomer
heel gewoon

antwoord = Wordt [heel gewoon]

Slide 21 - Slide

Wat:
- Grammatica naamwoordelijk gezegde H2 - hele leerlijn grammatica H2
- Grammatica koppelwerkwoord of hulpwerkwoord H2 - Hele leerlijn
- Grammatica H3 naamwoordelijk gezegde en werkwoordelijk gezegde
- Grammatica H3 - KWW, ZWW of Hww

Vraag je bij elke zin af:
- Wat is pv?
- Wat is ow?
- Doet het ow wat, of is het ow iets?

Wanneer:
Deze week
Aan de slag:
De repetitie heeft de moeilijkheidsgraad van H3. Daar MOET je dus ook mee oefenen!
(maar zorg dat je de basis in H2 onder de knie krijgt en ga daarna pas door!

Slide 22 - Slide