Nieuw Nederlands: C1 Meer dan lezen (§ 3-4)

Goedemiddag 2V !
Graag jullie laptop openen
en inloggen voor deze LessonUp.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemiddag 2V !
Graag jullie laptop openen
en inloggen voor deze LessonUp.

Slide 1 - Slide

Nieuw Nederlands

Leesvaardigheid:
Cursus 1 - Meer dan lezen
Paragraaf 3 & 4

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden

Een auteur brengt samenhang in zijn tekst aan
door verbanden te leggen. In een goede tekst hangen
woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Door te letten op verbanden kun je teksten beter begrijpen!

Slide 3 - Slide

timer
0:30
Tekstverbanden:

Slide 4 - Mind map

Signaalwoorden

Je kunt tekstverbanden vaak 
herkennen aan signaalwoorden.

(Zie ook pagina 246 van je boek)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Noteer het tekstverband!
Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Slide 7 - Slide

Echter, niettemin, maar, daarentegen,
hoewel, ondanks dat & toch?
A
Opsommend verband
B
Toegevend verband
C
Chronologisch verband
D
Tegenstellend verband

Slide 8 - Quiz

Daardoor, dus, het gevolg is, zodat,
dankzij, vanwege & wanneer?
A
Oorzakelijk verband
B
Doel-middelverband
C
Opsommend verband
D
Voorwaardelijk verband

Slide 9 - Quiz

Met de signaalwoorden van welk verband zou de auteur een voorbeeld kunnen aankondigen in zijn tekst?
A
Voorwaardelijk verband
B
Toelichtend verband
C
Redengevend verband
D
Vergelijkend verband

Slide 10 - Quiz

Opdat, om te, daarvoor, waarvoor
met behulp van & zodat?
A
Doel-middelverband
B
Oorzakelijk verband
C
Concluderend verband
D
Samenvattend verband

Slide 11 - Quiz

Namelijk, dus, aangezien, want,
omdat, immers, dankzij & derhalve?
A
Voorwaardelijk verband
B
Vergelijkend verband
C
Redengevend verband
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Middels welk verband kan een schrijver gebeurtenissen in de
juiste tijdsvolgorde aangeven?
A
Samenvattend verband
B
Tegenstellend verband
C
Chronologisch verband
D
Opsommend verband

Slide 13 - Quiz

Desondanks, niettemin, hoewel, ook al, zij het (dat), ofschoon & weliswaar?
A
Opsommend verband
B
Toegevend verband
C
Vergelijkend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 14 - Quiz

Welk verband laat een overeenkomst of een verschil zien en is te herkennen aan het signaalwoord 'evenals'?
A
Oorzakelijk verband
B
Samenvattend verband
C
Opsommend verband
D
Vergelijkend verband

Slide 15 - Quiz

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Mag ik even op pauze
mag ik even op freeze
mag de tijd even stoppen
zonder dat ik tijd verlies
mag ik heel even rust
ruimte voor een black-out
dan is het even niet goed
maar ook even niet fout

Slide 16 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.


En door!

Slide 17 - Slide

Al met al, daarom, concluderend,
dat houdt in & dus?
A
Doel-middelverband
B
Oorzakelijk verband
C
Concluderend verband
D
Samenvattend verband

Slide 18 - Quiz

Als (... dan), indien, mits, tenzij,
in het geval (dat) & wanneer?
A
Voorwaardelijk verband
B
Vergelijkend verband
C
Redengevend verband
D
Toelichtend verband

Slide 19 - Quiz

Met welk verband zou jij bepaalde zaken achter elkaar kunnen beschrijven in jouw tekst?
A
Oorzakelijk verband
B
Chronologisch verband
C
Opsommend verband
D
Vergelijkend verband

Slide 20 - Quiz

Met andere woorden, kortom,
al met al & samengevat?
A
Concluderend verband
B
Doel-middel verband
C
Samenvattend verband
D
Toegevend verband

Slide 21 - Quiz

Feit, mening en argument
Een feit is iets waarvan je kunt controleren
of het waar of onwaar is.

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt.

Als een schrijver zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij één of meer argumenten.

Slide 22 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Jullie krijgen straks een paar slides
te zien met een kleine tekst.

Over deze tekst volgen daarna
één of meerdere quizvragen.

Slide 23 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Onderzoek toont aan dat mobiele telefoons op school de concentratie
en leerprestaties verminderen, terwijl een verbod ervan de focus verbetert
en de interactie tussen
leerlingen en leraren bevordert.

Slide 24 - Slide

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?
A
Oorzakelijk verband
B
Tegenstellend verband
C
Chronologisch verband
D
Vergelijkend verband

Slide 25 - Quiz

De tekst over mobiele telefoons op school was een voorbeeld van een...?
A
Citaat
B
Mening
C
Feit
D
Tegenargument

Slide 26 - Quiz

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.
Bovendien veroorzaken smartphones afleiding en verminderen ze de focus van docenten tijdens het lesgeven. 
Een verbod kan de professionele betrokkenheid en effectiviteit van docenten vergroten, wat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt.

Slide 27 - Slide

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?
A
Oorzakelijk verband
B
Samenvattend verband
C
Opsommend verband
D
Toegevend verband

Slide 28 - Quiz

Deze tweede tekst over mobiele telefoons is een voorbeeld van een...?
A
Signaalwoord
B
Argument
C
Tegenargument
D
Hoofdgedachte

Slide 29 - Quiz

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Slide 30 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.


En door!

Slide 31 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.
Pubers mogen minder toerekeningsvatbaar worden gesteld vanwege de bewezen ontwikkeling van de prefrontale cortex, die invloed heeft op impulsbeheersing en besluitvorming, waardoor ze meer geneigd zijn tot risicogedrag..

Slide 32 - Slide

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?
A
Doel-middel verband
B
Concluderend verband
C
Redengevend verband
D
Oorzakelijk verband

Slide 33 - Quiz

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.
Pubers zijn ongelooflijk leuke wezens. Hun energie, creativiteit en eigenzinnigheid maken hen boeiend en verfrissend. Ze dagen ons uit, brengen levendigheid in onze levens en laten ons vaak glimlachen met hun unieke kijk op de wereld.

Slide 34 - Slide

Deze tweede tekst over pubers
is een voorbeeld van een...?
A
Feit
B
Hoax
C
Mening
D
Argument

Slide 35 - Quiz

Gefeliciteerd!
De grote warme-chocolademelk-prijs is voor jou!

Slide 36 - Slide

Oefenvragen
Zijn er nog vragen?

Slide 37 - Slide