This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Ontdek de naamvallen van het Oudgrieks!
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat naamvallen in het Oudgrieks zijn en de verschillende naamvallen benoemen.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel en benadruk het belang van het begrijpen van naamvallen in het Oudgrieks.
Wat weet je al over de naamvallen van het Oudgrieks?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat zijn naamvallen?
Naamvallen zijn een grammaticale categorie die aangeeft hoe een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt in een zin.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat naamvallen zijn en hoe ze worden gebruikt.
De nominatief
De nominatief is de naamval die wordt gebruikt voor het onderwerp van een zin.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat de nominatief is en geef enkele voorbeelden van hoe deze wordt gebruikt in zinnen.
De genitief
De genitief is de naamval die wordt gebruikt voor bezit.
Slide 6 - Slide
Leg uit wat de genitief is en geef enkele voorbeelden van hoe deze wordt gebruikt in zinnen.
De datief
De datief is de naamval die wordt gebruikt voor indirecte objecten.
Slide 7 - Slide
Leg uit wat de datief is en geef enkele voorbeelden van hoe deze wordt gebruikt in zinnen.
De accusatief
De accusatief is de naamval die wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp.
Slide 8 - Slide
Leg uit wat de accusatief is en geef enkele voorbeelden van hoe deze wordt gebruikt in zinnen.
De vocatief
De vocatief is de naamval die wordt gebruikt voor aanspreekvormen.
Slide 9 - Slide
Leg uit wat de vocatief is en geef enkele voorbeelden van hoe deze wordt gebruikt in zinnen.
Oefening
Laat de studenten zelf zinnen formuleren waarin ze de verschillende naamvallen van het Oudgrieks gebruiken.
Slide 10 - Slide
Geef de studenten de gelegenheid om de geleerde informatie toe te passen en feedback te ontvangen.
Samenvatting
Herhaal de verschillende naamvallen en hun functies in het Oudgrieks.
Slide 11 - Slide
Sluit de les af met een korte samenvatting van de belangrijkste punten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.