KTH1F 20 W13 1. S d

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Einen schönen guten Tag KTH1F!

Heute ist Montag den 23. März!

Groep voor:

Fragen?

Hausaufgaben?

Groep midden:

Fragen?

Hausaufgaben?

Gramm. B voorbereiden!

Groep achter:

Fragen?

Hausaufgaben?

Gramm.B erklären können

Groep voor <6 

Groep midden >6 en <7,8

Groep achter >7,8

Tijdens werktijd,

1 Midden 30-35

2 Achter 35-40

3 Voor 40-50

Groep achter,

bedenk hoe je Gramm. B uit kan leggen aan je klasgenoot!

Les via Lesson-Up

inlogcode klas : ewkis

met eigen naam!

Themen: 

1]     Hausaufgaben (nachsehen

2]    Neue Hausaufgaben (Fragen?)

3]    Uhrzeiten

4]    Verben

5]    Zusammenfassung der Stunde

Hausaufgaben

machen:     L.1 6-7

lernen:       Lernbox 1 + wiederholen Lernbox 1 Kapitel 1

vorbereiten:Grammatik A Seite 94 Uhrzeiten

https://www.youtube.com/watch?v=BiIPhF9ygWg                         https://www.youtube.com/watch?v=Z-fzSI-eaDs                         https://www.youtube.com/watch?v=46wWsmBIvJ4

Hausaufgaben nachsehen

machen:     L.1 1-5 und 6-7

Neue Hausaufgaben

Let  op er staat een opdracht in Magister bij opdrachten, dat is een anders
anders opdracht zoals ik al gemeld heb. Hier moet je dus iets doen/mee
bezig! Kijk ook naar de deadline.

Fragen???

Machen     L.1 10   und L.2 5-8

Lernen       Lernen Lernbox 1 (wiederholung), neu ist Lernbox 2 + Gram. A

Vorbereiten  En goed gedaan?=>   https://www.youtube.com/watch?v=Y2kpKe4JB5I

                           Bezittelijk voornaamwoord

Kloktijden deel 1 en deel 2

https://www.youtube.com/watch?v=BiIPhF9ygWg

https://www.youtube.com/watch?v=Z-fzSI-eaDs

https://www.youtube.com/watch?v=46wWsmBIvJ4

Welk filmpje was het duidelijkst?

Wat is vreemd, anders dan in Nederland?

Welke woorden vallen op?

Wie weet wanneer je Stunde (=uur) of Uhr (=uur) gebruikt?

Nog vragen?

Verben wiederholen

Werkwoorden

                                                               Hoe zat het ook alweer met de uitgangen?

                                                               Hoe zat het ook alweer met haben en sein?

stam

-t 

-t

-en

-en

-en

-t

NL

ik

jij

hij

 zij

  het

wij

jullie

zij (mv)

u

DE

ich

du

er 

 sie

  es

wir

ihr

sie

 Sie

Bij

ich + sein

1. bin
2. bist
3. ist
4. sein

Bij

du + sein

1. seist
2. seinst
3. bin
4. bist

Bij

er + sein

1. sein
2. seit
3. seid
4. ist

Bij

wir + sein

1. sein
2. seinen
3. sint
4. sind

Bij

ihr + sein

1. sein
2. seit
3. seid
4. sind

Bij

Sie +sein

1. ist
2. sein
3. sind
4. seid

Wat was het belangrijkste in deze les voor jou? 1 woord of zin!

Hoe was het tempo van de les?

1. te snel
2. te langzaam
3. weet niet
4. goed

Vond je deze les-presentatie fijn?

1. nee
2. misschien
3. ja
4. weet niet